Blog van medewerkers

WP_Query Object
(
    [query] => Array
        (
            [paged] => 35
            [news-type] => blog
        )

    [query_vars] => Array
        (
            [paged] => 35
            [news-type] => blog
            [error] => 
            [m] => 
            [p] => 0
            [post_parent] => 
            [subpost] => 
            [subpost_id] => 
            [attachment] => 
            [attachment_id] => 0
            [name] => 
            [pagename] => 
            [page_id] => 0
            [second] => 
            [minute] => 
            [hour] => 
            [day] => 0
            [monthnum] => 0
            [year] => 0
            [w] => 0
            [category_name] => 
            [tag] => 
            [cat] => 
            [tag_id] => 
            [author] => 
            [author_name] => 
            [feed] => 
            [tb] => 
            [meta_key] => 
            [meta_value] => 
            [preview] => 
            [s] => 
            [sentence] => 
            [title] => 
            [fields] => 
            [menu_order] => 
            [embed] => 
            [category__in] => Array
                (
                )

            [category__not_in] => Array
                (
                )

            [category__and] => Array
                (
                )

            [post__in] => Array
                (
                )

            [post__not_in] => Array
                (
                )

            [post_name__in] => Array
                (
                )

            [tag__in] => Array
                (
                )

            [tag__not_in] => Array
                (
                )

            [tag__and] => Array
                (
                )

            [tag_slug__in] => Array
                (
                )

            [tag_slug__and] => Array
                (
                )

            [post_parent__in] => Array
                (
                )

            [post_parent__not_in] => Array
                (
                )

            [author__in] => Array
                (
                )

            [author__not_in] => Array
                (
                )

            [search_columns] => Array
                (
                )

            [ignore_sticky_posts] => 
            [suppress_filters] => 
            [cache_results] => 1
            [update_post_term_cache] => 1
            [update_menu_item_cache] => 
            [lazy_load_term_meta] => 1
            [update_post_meta_cache] => 1
            [post_type] => 
            [posts_per_page] => 10
            [nopaging] => 
            [comments_per_page] => 50
            [no_found_rows] => 
            [taxonomy] => news-type
            [term] => blog
            [order] => DESC
        )

    [tax_query] => WP_Tax_Query Object
        (
            [queries] => Array
                (
                    [0] => Array
                        (
                            [taxonomy] => news-type
                            [terms] => Array
                                (
                                    [0] => blog
                                )

                            [field] => slug
                            [operator] => IN
                            [include_children] => 1
                        )

                )

            [relation] => AND
            [table_aliases:protected] => Array
                (
                    [0] => wp_term_relationships
                )

            [queried_terms] => Array
                (
                    [news-type] => Array
                        (
                            [terms] => Array
                                (
                                    [0] => blog
                                )

                            [field] => slug
                        )

                )

            [primary_table] => wp_posts
            [primary_id_column] => ID
        )

    [meta_query] => WP_Meta_Query Object
        (
            [queries] => Array
                (
                )

            [relation] => 
            [meta_table] => 
            [meta_id_column] => 
            [primary_table] => 
            [primary_id_column] => 
            [table_aliases:protected] => Array
                (
                )

            [clauses:protected] => Array
                (
                )

            [has_or_relation:protected] => 
        )

    [date_query] => 
    [queried_object] => WP_Term Object
        (
            [term_id] => 56
            [name] => Blog van medewerkers
            [slug] => blog
            [term_group] => 0
            [term_taxonomy_id] => 56
            [taxonomy] => news-type
            [description] => 
            [parent] => 0
            [count] => 1425
            [filter] => raw
        )

    [queried_object_id] => 56
    [request] => SELECT SQL_CALC_FOUND_ROWS  wp_posts.ID
					 FROM wp_posts  LEFT JOIN wp_term_relationships ON (wp_posts.ID = wp_term_relationships.object_id) LEFT  JOIN wp_icl_translations wpml_translations
							ON wp_posts.ID = wpml_translations.element_id
								AND wpml_translations.element_type = CONCAT('post_', wp_posts.post_type) 
					 WHERE 1=1  AND ( 
  wp_term_relationships.term_taxonomy_id IN (56)
) AND ((wp_posts.post_type = 'post' AND (wp_posts.post_status = 'publish' OR wp_posts.post_status = 'acf-disabled' OR wp_posts.post_status = 'tribe-ea-success' OR wp_posts.post_status = 'tribe-ea-failed' OR wp_posts.post_status = 'tribe-ea-schedule' OR wp_posts.post_status = 'tribe-ea-pending' OR wp_posts.post_status = 'tribe-ea-draft'))) AND ( ( ( wpml_translations.language_code = 'nl' OR (
					wpml_translations.language_code = 'nl'
					AND wp_posts.post_type IN ( 'attachment' )
					AND ( ( 
			( SELECT COUNT(element_id)
			  FROM wp_icl_translations
			  WHERE trid = wpml_translations.trid
			  AND language_code = 'nl'
			) = 0
			 ) OR ( 
			( SELECT COUNT(element_id)
				FROM wp_icl_translations t2
				JOIN wp_posts p ON p.id = t2.element_id
				WHERE t2.trid = wpml_translations.trid
				AND t2.language_code = 'nl'
                AND (
                    p.post_status = 'publish' OR p.post_status = 'private' OR 
                    ( p.post_type='attachment' AND p.post_status = 'inherit' )
                )
			) = 0 ) ) 
				) ) AND wp_posts.post_type  IN ('post','page','attachment','wp_block','wp_template','wp_template_part','wp_navigation','our_sector','our_rechtsgebieden','acf-field-group','tribe_venue','tribe_organizer','tribe_events','mc4wp-form','slider-data','actualiteiten','accordion','failissementens','advocaten','blogs','seminar','juridisch-medewerker','backoffice','rechtsgebied-detail' )  ) OR wp_posts.post_type  NOT  IN ('post','page','attachment','wp_block','wp_template','wp_template_part','wp_navigation','our_sector','our_rechtsgebieden','acf-field-group','tribe_venue','tribe_organizer','tribe_events','mc4wp-form','slider-data','actualiteiten','accordion','failissementens','advocaten','blogs','seminar','juridisch-medewerker','backoffice','rechtsgebied-detail' )  )
					 GROUP BY wp_posts.ID
					 ORDER BY wp_posts.menu_order, wp_posts.post_date DESC
					 LIMIT 340, 10
    [posts] => Array
        (
            [0] => WP_Post Object
                (
                    [ID] => 35455
                    [post_author] => 19
                    [post_date] => 2023-03-21 10:14:46
                    [post_date_gmt] => 2023-03-21 09:14:46
                    [post_content] => Na inwerkingtreding van de Omgevingswet op 1 januari 2024 is het bestemmingsplan zoals we dat nu kennen verleden tijd. Het omgevingsplan treedt dan in werking. Hoewel per 1 januari aanstaande het bestemmingsplan al zodanig verleden tijd is, zal door overgangsrecht de echte transitie meer geleidelijk gaan. Desondanks gaat er met de komst van het omgevingsplan veel veranderen. De meest wezenlijke veranderingen zal ik toelichten.

Fysieke leefomgeving staat centraal

Daar waar nu binnen het grondgebied van een gemeente in de regel meerdere bestemmingsplannen gelden, verandert dat onder de Omgevingswet. De gemeenteraad stelt voor het gehele grondgebied van de gemeente één omgevingsplan vast [art. 2.4 Ow]. In dat omgevingsplan worden veel meer zaken geregeld dan nu in het bestemmingsplan. Dat maakt het omgevingsplan tot een belangrijk kerninstrument van de Omgevingswet. Het omgevingsplan gaat over de gehele fysieke leefomgeving. Dat betekent dat ook onderdelen zoals water, bodem, lucht en aspecten als geluid, geur en veiligheid onderdeel zijn van het omgevingsplan. Kortom; zolang een onderwerp in verband staat tot de fysieke leefomgeving, kan of moet de gemeente dat onderwerp regelen in het omgevingsplan. Dat is uitsluitend anders indien dat onderwerp in een specifieke wet al uitputtend is geregeld. Dit raakt een belangrijk verschil met het bestemmingsplan: bepalingen in een bestemmingsplan moeten verband houden met een goede ruimtelijke ordening. Dat is een minder omvattend begrip dan de fysieke leefomgeving. Het is om die reden dat er nog lange tijd overgangsrecht zal gelden. Weliswaar wordt een bestemmingsplan per 1 januari 2024 van rechtswege een omgevingsplan, maar dat bestemmingsplan voldoet op dat moment nog niet aan de Omgevingswet. Gemeenten hebben nog jarenlang de tijd om die tijdelijke omgevingsplannen aan te passen aan de Omgevingswet.

Omgevingsplan heeft bredere strekking

Eerder schreven we al over de maatschappelijke doelen van de Omgevingswet, die doelen worden dus in het omgevingsplan geconcretiseerd door het stellen van regels. Regels in het omgevingsplan kunnen een veel bredere strekking hebben dan nu in een bestemmingsplan. Er is veel ruimte om met open normen te werken die vervolgens geconcretiseerd worden in [wetsinterpreterende] beleidsregels. Het werken met die open normen brengt vanuit het oogpunt van rechtszekerheid overigens wel enige beperking met zich mee. Eerder gaf de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State al criteria voor werken met open normen in bestemmingsplannen [met verbrede reikwijdte].

Evenwichtige toedeling van functies aan locaties

Regels worden in het omgevingsplan opgenomen met het oog op een evenwichtige toedeling van functies aan locaties. Het begrip ‘evenwichtige toedeling van functies aan locaties’ vervangt het begrip ‘goede ruimtelijke ordening’ uit de Wet ruimtelijke ordening [‘Wro’]. Er moet dus onderscheid gemaakt worden tussen functies en locaties. Functiekenmerken drukken een bepaalde rol, taak of dienstbaarheid uit van het desbetreffende onderdeel van de fysieke leefomgeving [denk aan een hoofdweg of monument]. Locaties betreffen fysieke locaties. Voor het ene gebied kan volstaan worden met een globale omschrijving, terwijl voor een ander deel een gedetailleerd deel noodzakelijk is. Met de komst van het omgevingsplan zal veel meer dan nu het geval is, op lokaal niveau geregeld worden. Daar waar nu regels verspreid zijn vastgelegd in verschillende verordeningen, komt dat allemaal samen in het omgevingsplan. Bepaalde onderwerpen moeten in het omgevingsplan worden opgenomen, zoals bijvoorbeeld regels over geluid en luchtkwaliteit. Dat is bepaald in instructieregels in het Bkl. Andere onderwerpen kunnen geregeld worden in het omgevingsplan. Bij die onderwerpen heeft de gemeenteraad dus [meer] beleidsvrijheid.

Overgangsrecht

Tot eind 2029 is er een overgangsfase voor het omgevingsplan en zal een groot deel van de huidige regels blijven gelden. Desalniettemin zal er per 1 januari 2024 veel gaan veranderen. BG.legal zal deze ontwikkelingen nauwgezet volgen. Heeft u een vraag over het omgevingsplan? Neem u dan gerust vrijblijvend contact met mij op.
Lees hier de artikelen uit de blogreeks: 
Deel 1: De Omgevingsvisie 
Deel 2: Doel en opbouw van de Omgevingswet 
Deel 3: Algemene rijksregels en decentrale regels 
Deel 4: Het Omgevingsplan 
Deel 5: Het programma onder de Omgevingswet 
Deel 6: De omgevingsplanactiviteit 
Deel 7: Afwijken van het omgevingsplan 
Deel 8: Vergunningvrij bouwen onder de Omgevingswet
Deel 9: Participatie onder de Omgevingswet
Deel 10: Instructies en instructieregels Provincie
Deel 11: Het projectbesluit
Deel 12: Planschade onder de Omgevingswet
Deel 13: Geluid onder de Omgevingswet
Deel 14: Handhaving onder de Omgevingswet
Deel 15: De Bruidsschat en overgangsrecht
Rutger Boogers klein [post_title] => Het Omgevingsplan [post_excerpt] => [post_status] => publish [comment_status] => open [ping_status] => open [post_password] => [post_name] => het-omgevingsplan [to_ping] => [pinged] => [post_modified] => 2024-03-27 11:33:34 [post_modified_gmt] => 2024-03-27 10:33:34 [post_content_filtered] => [post_parent] => 0 [guid] => https://bg.legal/?p=35455 [menu_order] => 0 [post_type] => post [post_mime_type] => [comment_count] => 0 [filter] => raw ) [1] => WP_Post Object ( [ID] => 35362 [post_author] => 46 [post_date] => 2023-03-21 10:00:00 [post_date_gmt] => 2023-03-21 09:00:00 [post_content] => Het concurrentiebeding komt veel voor in arbeidsovereenkomsten. Het doel van dit beding is het beschermen van bedrijfsdebiet en voorkomen van oneerlijke concurrentie. Rechters zijn regelmatig kritisch in de beoordeling van concurrentiebedingen. Op 1 maart 2023 publiceerde de Rechtspraak een uitspraak over een concurrentiebeding van een werknemer die bij een concurrent in het buitenland ging werken. In deze blog wordt de bovenstaande uitspraak gebruikt om te laten zien dat een juiste bewoording van het concurrentiebeding het verschil kan maken om een werknemer weg te houden bij concurrerende bedrijven.

Strekking concurrentiebeding binnen Nederland

Deze zaak ging over een werknemer bij een bedrijf dat chemische goederen en diensten inspecteerde en certificeerde. In zijn arbeidsovereenkomst was een concurrentiebeding opgenomen. Hierin stond dat de werknemer gedurende 12 maanden na beëindiging van de dienstbetrekking niet in Nederland in dienst mocht treden bij, of werkzaam mocht zijn voor een bedrijf dat vergelijkbare werkzaamheden uitvoert. De werknemer trad op een bepaald moment uit dienst en ging aan de slag bij een chemisch bedrijf gevestigd in België. De werkgever stelt dat de werknemer het concurrentiebeding heeft overtreden en vordert een boete van € 45.600,-. De werknemer heeft dezelfde functie bij een directe concurrent van de werkgever. Dat de concurrent in België is gevestigd maakt de werkgever niet uit. De werknemer woont namelijk in Nederland en werkt regelmatig vanuit huis in Nederland.

Uitleg van concurrentiebeding

Of de rechter meegaat in de vordering van werkgever hangt af van de uitleg van het concurrentiebeding. Uitgangspunt is dat er wordt gekeken naar de bedoelingen van partijen. Als er geen relevante informatie over bedoelingen van partijen is, dan moet het beding taalkundig uitgelegd worden. Dit gebeurt aan de hand van de bewoording van het concurrentiebeding. In deze zaak ontbrak er relevante informatie over partijbedoelingen. Dit omdat het concurrentiebeding eenzijdig door de werkgever was opgesteld. Verder hebben partijen niet gesproken over de inhoud en betekenis van het concurrentiebeding. De meeste concurrentiebedingen worden op deze manier opgesteld. Rechters kunnen hierdoor bij de beoordeling van concurrentiebedingen alleen rekening houden met wat partijen daadwerkelijk hebben opgeschreven. Omdat informatie over de partijbedoeling ontbrak was de kantonrechter in deze zaak dus aangewezen op een taalkundige uitleg van het concurrentiebeding.

Vestigingsplaats is bepalend voor werking concurrentiebeding

Bij een taalkundige beoordeling kijkt de kantonrechter dus naar de tekst van het concurrentiebeding. In de tekst van dit beding stond een duidelijke landelijke grens: de werknemer mocht niet in Nederland in dienst treden bij een concurrent. Volgens de kantonrechter werd hiermee de vestigingsplaats van de concurrent bedoeld. De vestigingsplaats van de concurrent was in België. Hierbij maakt het niet uit dat de uitvoering van de feitelijke werkzaamheden wél in Nederland plaatsvindt. De kantonrechter concludeert dat de werknemer de grenzen van het concurrentiebeding heeft opgezocht, maar deze niet heeft overtreden. De vordering van de werkgever wordt afgewezen.

Belang van juiste formulering gelding concurrentiebeding

Als de werkgever niet de vestigingsplaats Nederland in het concurrentiebeding had opgenomen, dan was de vordering hoogstwaarschijnlijk toegewezen. Uit eerdere rechtspraak volgt dat concurrentiebedingen ook in het buitenland kunnen gelden. Een juiste formulering kan dus voorkomen dat een werkgever met lege handen staat. Heeft u vragen over een concurrentiebeding? Of wilt u een deugdelijk concurrentiebeding op laten stellen? Neem dan contact op met Marlies Hol, advocaat arbeidsrecht bij BG.legal. Marlies Hol [post_title] => De grenzen van het concurrentiebeding; werken voor een concurrent in het buitenland [post_excerpt] => Hoe moet een concurrentiebeding worden uitgelegd? Als verboden wordt na uitdiensttreding in Nederland te werken, hoe letterlijk moet dat worden genomen als een werknemer in BelgiË aan de slag gaat? Daarover moest de kantonrechter oordelen. Een [post_status] => publish [comment_status] => closed [ping_status] => closed [post_password] => [post_name] => de-grenzen-van-het-concurrentiebeding-werken-voor-een-concurrent-in-het-buitenland [to_ping] => [pinged] => [post_modified] => 2023-06-14 11:08:48 [post_modified_gmt] => 2023-06-14 09:08:48 [post_content_filtered] => [post_parent] => 0 [guid] => http://im-52854 [menu_order] => 0 [post_type] => post [post_mime_type] => [comment_count] => 0 [filter] => raw ) [2] => WP_Post Object ( [ID] => 35442 [post_author] => 68 [post_date] => 2023-03-20 16:30:24 [post_date_gmt] => 2023-03-20 15:30:24 [post_content] => Als ondernemer wil je je product met een pakkende naam op de markt brengen. Om de concurrent te weerhouden deze naam te mogen gebruiken voor vergelijkbare waren en/of diensten, is het raadzaam om een merkregistratie te verrichten. Het is daarbij echter van belang te onderzoeken of deze c.q. een vergelijkbare naam al door een ander wordt gebruikt. De Luxemburgse onderneming Mavic, het managementbureau van Max Verstappen, kwam daar ook achter. Zij waren voornemens om het teken ‘MAX’ als merk te registreren. In reactie hierop stelde Nike op grond van haar merkrecht oppositie in. Uiteindelijk moest het Benelux-Bureau voor de Intellectuele Eigendom (hierna: Benelux merkenbureau) zich over deze zaak buigen. Hoe het Benelux Merkenbureau over de kwestie dacht, leest u in deze blog.

Wat ging eraan vooraf?

Mavic doet eind 2021 een aanvraag bij het Benelux merkenbureau voor het  teken ‘MAX 1’. Dit teken wordt aangevraagd voor verschillende Nice-klassen, waaronder klasse 25 voor kledingstukken, schoeisel en hoofddeksels. Echter, Nike bleek hier niet blij mee te zijn en besloot begin 2022 oppositie in te stellen tegen deze merkaanvraag. Nike verkoopt immers de bekende Nike Air Max sneakers, en is tevens houder van het woordmerk ‘AIR MAX’.

Argumenten Nike

Kortgezegd is Nike van mening dat de tekens ‘MAX 1’ en ‘AIR MAX’ zowel visueel en auditief flinke gelijkenissen vertonen. In dit kader zou namelijk een vergelijking moeten worden gemaakt tussen de elementen ‘AIR MAX’ en ‘MAX’, waarbij het element ‘MAX’ identiek is. Het cijfer 1 zou in mindere mate van belang zijn, wegens het ontbreken van onderscheidend vermogen. Volgens Nike is het namelijk in de modebranche zeer gebruikelijk om het cijfer 1 te gebruiken. Hiermee wordt doorgaans aangegeven dat het gaat om het eerste of beste item in een serie. Daarbij komt dat het merk ‘AIR MAX’ onderdeel uit zou maken van een merkenfamilie van Nike, met daarin merken als ‘VAPORMAX’,  ‘AIR MAX 2’ en ‘AIR MAX SQUARE’. Deze merken worden gekenmerkt door de aanwezigheid van de term ‘MAX’. Dit is volgens Nike relevant voor de beoordeling of sprake is van verwarringsgevaar. nike air max

Argumenten Mavic

Mavic voert daarentegen aan dat de tekens in visueel opzicht van elkaar verschillen. Het feit dat twee tekens overeenkomen, betekent niet automatisch dat deze tekens ook overeenstemmend zijn. Hierbij verwijst Mavic met name naar het element ‘AIR’, omdat meer gewicht zou moeten worden toegekend aan het begin van tekens dan aan het einde. Ook fonetisch gezien zouden de tekens niet overeenstemmend zijn. Dit verschil zit bijvoorbeeld in de wijze waarop je de ingeschreven tekens uitspreekt. ‘AIR MAX’ wordt op z’n Engels uitgesproken als MEX, terwijl het woord Max in ‘MAX 1’ verwijst naar de Nederlandse jongensnaam en dus als MAX uitgesproken wordt. Dit brengt met zich dat de tekens ook begripsmatig van elkaar verschillen. Met ‘MAX 1’ wordt verwezen naar de Nederlandse jongensnaam en het racenummer van Max Verstappen. In ‘AIR MAX’ wordt daarentegen met ‘AIR’ verwezen naar het Engelse woord voor lucht en ‘MAX’ naar als zijnde een maximum. Tot slot wijst Mavic op het feit dat in de Benelux 654 merken zijn ingeschreven met de lettercombinatie MAX, waar Nike geen merkhouder van is. Dit zou een indicatie zijn dat het publiek de AIR MAX-merken niet zal opvatten als deel uitmakend van een specifieke merkenfamilie, die losstaat van de grote hoeveelheid van andere MAX-merken.

Oordeel Benelux merkenbureau

Nadat de partijen de verschillende zienswijzen naar voren hebben gebracht, dient het Benelux merkenbureau een oordeel te vellen. Het Benelux merkenbureau komt tot de conclusie dat op visueel en fonetisch vlak een zekere mate van overeenstemming tussen de tekens bestaat. Van begripsmatige overeenstemming is geen sprake. Ook de waren waar de tekens voor zijn aangevraagd zijn deels identiek of zijn deels overeenstemmend. Voorts is het de vraag of verwarringsgevaar bij het relevante publiek te duchten is. In dit geval behoren consumenten tot dit relevante publiek. Op basis deze factoren in onderlinge samenhang bezien, is volgens het Benelux merkenbureau sprake van verwarringsgevaar. Het publiek zou immers kunnen veronderstellen dat de waren afkomstig zijn van dezelfde onderneming of van economisch verbonden ondernemingen afkomstig zijn. Daarbij is enerzijds rekening gehouden met het feit dat de gemiddelde consument vaak niet beschikt over de mogelijkheid de tekens rechtstreeks met elkaar te vergelijken. Bovendien is het in de kledingbranche gebruikelijk dat hetzelfde merk op verschillende manieren wordt weergegeven. Hierdoor zou de consument zomaar kunnen denken dat ‘MAX 1’ een submerk van Nike is. Om die reden wijst het Benelux merkenbureau verzoek tot merkinschrijving af voor waren in klasse 25. ‘MAX 1’ wordt wel ingeschreven voor de overige klassen waarvoor dit merk is aangevraagd.

Conclusie

In deze zaak komt duidelijk naar voren dat het verstandig is om goed merkonderzoek uit te laten voeren, voordat je tot de aanvraag van het teken overgaat. Daarbij is het van belang dat er niet alleen getoetst wordt aan de basisvoorwaarden van het merkenrecht. Een onderzoek naar reeds bestaande merkregistraties is minstens zo belangrijk. Bent u geïnteresseerd in een merkonderzoek? Of heeft u andere vragen omtrent het merkenrecht? Neem vrijblijvend contact op met één van onze specialisten Jos van der Wijst, Mustafa Kahya en Britt van den Branden. Britt van den Branden nieuw [post_title] => Nike vecht het merk ‘MAX 1’ van Mavic aan [post_excerpt] => [post_status] => publish [comment_status] => open [ping_status] => open [post_password] => [post_name] => nike-vecht-het-merk-max-1-van-mavic-aan [to_ping] => [pinged] => [post_modified] => 2023-03-21 10:16:46 [post_modified_gmt] => 2023-03-21 09:16:46 [post_content_filtered] => [post_parent] => 0 [guid] => https://bg.legal/?p=35442 [menu_order] => 0 [post_type] => post [post_mime_type] => [comment_count] => 0 [filter] => raw ) [3] => WP_Post Object ( [ID] => 35428 [post_author] => 73 [post_date] => 2023-03-20 09:32:55 [post_date_gmt] => 2023-03-20 08:32:55 [post_content] => Afgelopen jaar zagen we dat de zorginkoop niet soepel verliep. Het inkoopproces zal moeten veranderen wil de zorginkoop voor 2024 beter verlopen. In deze bijdrage wordt stilgestaan bij de achtergrond van de zorginkoop en worden handige tips gegeven voor de zorgaanbieder bij de Zvw-inkoopprocedure.

De achtergrond van zorginkoop

De zorginkoop is een belangrijk instrument voor toegankelijke en betaalbare zorg. De inflatie had echter grote invloed op de zorginkoop voor 2023. De zorgverzekeraars wilden de stijgende prijzen niet compenseren omdat dit een nog hogere premiestijging tot gevolg zou hebben voor het 2024. Daartegenover stonden de zorgaanbieders die vreesden dat zij niet kostendekkend konden werken als zij niet gecompenseerd werden voor de hogere kosten. Er werd gesproken van een record aantal contracten met zorgaanbieders die de verzekeraars niet tijdig rond hadden. De (meeste) zorgaanbieders geven de voorkeur aan gecontracteerd werken. Iemand met een zorgvraag zal namelijk eerder kiezen voor een gecontracteerde aanbieder. Bij deze zorgaanbieder wordt namelijk de nodige behandeling wel vergoed. Daarnaast levert niet-gecontracteerde zorg ook meer administratieve lasten op voor een zorgaanbieder. Vooral de kleine zorgaanbieders ervaren weinig ruimte bij de contractering. Het is tekenen bij het kruisje of niet tekenen. Ruimte voor onderhandeling of afwijkingen ervaren zij niet. De kleine zorgaanbieder heeft onvoldoende verkoopmacht om de touwtjes in handen te nemen. Het staat zorgverzekeraars echter vrij om een niet-onderhandelbaar aanbod te doen aan zorgaanbieders. Volgens de NZa moeten zij wel voldoende bereikbaar zijn voor vragen. Dit is opgenomen in de Regeling transparantie Zorginkoopproces. Verzekeraars moeten op grond van de Regeling uiterlijk op 1 april a.s. duidelijk maken welke contractsvariant zij aan zorgaanbieders gaan aanbieden. Daarnaast moeten zij ook bekend maken hoe wordt omgegaan met bijcontractering. In de Regeling staat tevens dat de verzekeraar voldoende tijd moet bieden voor bijcontractering en vragen van zorgaanbieders.

Tips voor de zorgaanbieder

  1. Controleer het inkoopbeleid
Het inkoopbeleid wordt uiterlijk 1 april a.s. voornamelijk in hoofdlijnen gepresenteerd. Hierin zal ook de wijze staan waarop een verzoek tot aanvullende afspraken ingediend kan worden. Ook inhoudelijke wijzigingen ten opzichte van het vorige zorginkoopbeleid worden gedeeld. Controleer of aan de vereisten van artikel 4 van de Regeling transparantie Zorginkoopproces is voldaan. Stel tijdig schriftelijke vragen aan de zorgverzekeraar. De verzekeraar is verplicht deze tijdig en duidelijk te beantwoorden op grond van de regeling. Vraag verheldering indien punten onduidelijk zijn. Indien dit niet tijdig wordt gedaan kan dit nadelig uitpakken voor de zorgaanbieder.
  1. Inkoopbeleid niet in lijn met de regeling? Dien een handhavingsverzoek in bij de NZa
De NZa ziet er op toe dat de zorginkoop transparant verloopt. Door middel van een handhavingsverzoek kan de NZa de verzekeraar dwingen het inkoopbeleid aan te vullen of aan te passen. Dit moet de verzekeraar tijdig en gemotiveerd te doen.
  1. Noteer uw contactpersoon
De contractering verloopt op zijn best indien zaken niet meerdere keren besproken dienen te worden met verschillende personen. Zorg dat uw contactpersoon bij de verzekeraar ook mandaat heeft om bepaalde beslissingen te nemen.
  1. Sla acht op de termijnen
Ga allereerst na of de termijnen uit het inkoopbeleid redelijk zijn. Een redelijk termijn is minimaal 4 weken, tenzij partijen anders zijn overeengekomen. Indien de termijnen niet redelijk zijn, verzoek de NZa dan tijdig om handhavend op te treden. De NZa wenst dat verzekeraars uiterlijk 7 weken voor het einde van het jaar hun polisvoorwaarden publiceren. Dan moet ook bekend zijn welke zorgaanbieders zijn gecontracteerd met welke verzekeraars. Dit is echter geen wettelijke eis. Voor een zorgaanbieder is het dus het beste indien zij een contractaanbod begin oktober hebben. Zo kan er aan de redelijke termijn voldaan worden en kunnen ook de polisvoorwaarden tijdig gepubliceerd worden.
  1. Leg besprekingen en afspraken schriftelijk vast
Maak een verslag van ieder overleg. Ons advies is om mondelinge afspraken in een mail ter bevestiging aan de verzekeraar te sturen. Mocht het nodig zijn, kunt u hier later op terugvallen.
  1. Vraag tijdig om advies
Loopt u tijdens het contracteerproces vast? Of twijfelt u of de verzekeraar wel in lijn met de regels omtrent zorginkoop handelt? Vraag tijdig om (juridisch) advies.

Tijd voor verandering

Zolang de zorgaanbieders en de verzekeraars de contractering niet als samenwerking gaan zien, zal het proces niet positief veranderen. Beide partijen willen uiteindelijk toegankelijke, betaalbare en kwalitatief goede zorg. Dit gaat niet zolang verzekeraars de zorgaanbieders bij het kruisje laten tekenen. Dit is ook niet in lijn met het Integraal Zorgakkoord. Heeft u als zorgaanbieder gedurende de contractperiode een discussie of geschil met een zorgverzekeraar? Wenst u advies gedurende de contractperiode? Neem gerust contact op met een van onze medewerkers.   Jody Esveldt 1 [post_title] => De zorginkoop: tijd voor verandering! [post_excerpt] => [post_status] => publish [comment_status] => open [ping_status] => open [post_password] => [post_name] => de-zorginkoop-tijd-voor-verandering [to_ping] => [pinged] => [post_modified] => 2023-06-13 11:57:03 [post_modified_gmt] => 2023-06-13 09:57:03 [post_content_filtered] => [post_parent] => 0 [guid] => https://bg.legal/?p=35428 [menu_order] => 0 [post_type] => post [post_mime_type] => [comment_count] => 0 [filter] => raw ) [4] => WP_Post Object ( [ID] => 35372 [post_author] => 10 [post_date] => 2023-03-17 09:08:14 [post_date_gmt] => 2023-03-17 08:08:14 [post_content] => Als een gemeente geen of aanzienlijk minder cliënten doorverwijst naar een zorgaanbieder ten opzichte van andere zorgaanbieders, kan deze achterstelling in strijd zijn met het gelijkheidsbeginsel en daarmee onrechtmatig handelen door de gemeente opleveren.

De kwestie

In het hier te bespreken arrest van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden gaat het om de uitvoering van de Jeugdwet door de gemeente Zutphen. Deze gemeente heeft de bevoegdheid tot het nemen van indicatiebesluiten gemandateerd aan het Centrum voor Jeugd en Gezin (CJG). Een gecontracteerde zorgaanbieder De Verborgen Kracht B.V (DVK) wordt geconfronteerd met een verminderd aantal verwijzingen en vindt dat de gemeente hiermee onrechtmatig handelt. Er wordt over geprocedeerd en voornoemd hof moet zich in hoger beroep over de zaak buigen.

De beoordeling

De kern van het geschil betreft dus de vraag of de gemeente in strijd met het gelijkheidsbeginsel DVK geen gelijk speelveld heeft geboden door ten opzichte van andere gecontracteerde zorgaanbieders, geen of aanzienlijk minder nieuwe cliënten naar DVK te verwijzen. Het hof spreekt richting de gemeente een bewijsvermoeden uit dat de gemeente nauwelijks nieuwe cliënten aan DVK heeft willen gunnen. Er worden cijfers overgelegd en er worden getuigen gehoord. Feit is dat er een sterke daling is te zien in de verwijzingen naar DVK. Het standpunt van de gemeente dat er sprake is van een ‘algemene daling’ veroorzaakt door onder meer strakkere handhaving van het jeugdzorgbudget, overtuigt het hof niet. In vergelijking met de andere zorgaanbieders is en blijft de daling in het aantal verwijzingen naar DVK aanzienlijk groter. Het door de gemeente doen horen van getuigen kan het vermoeden van  het hof dat DVK  is achtergesteld in het aantal cliënten niet ontzenuwen. Het hof benadrukt dat het de taak van de gemeente als overheid en dus ook van het CJG, is om zorg te dragen voor een gelijk speelveld voor haar zorgaanbieders. Door hier geen gelijk speelveld te waarborgen en dus in strijd te handelen met het gelijkheidsbeginsel, handelt  de gemeente jegens DVK onrechtmatig. Fact speelveld linkedin

Conclusie

Als gemeenten zorgaanbieders ten opzichte van andere zorgaanbieders, achterstellen door geen of aanzienlijk minder cliënten door te verwijzen kan dat in beginsel als strijdig met het gelijkheidsbeginsel, onrechtmatig zijn. Daarmee is niet gezegd dat in alle gevallen er sprake moet zijn van een gelijke verdeling van cliënten. Aangezien er nu eenmaal grote en kleine zorgaanbieders zijn met verschillende capaciteit, wordt in aanbestedingen soms teruggevallen op een ranking gebaseerd op capaciteit. Op deze wijze wordt voorzien in een gelijk speelveld.

Advies

Als u als gecontracteerde zorgaanbieder weinig cliënten doorverwezen krijgt en u hebt het vermoeden dat wat u doorverwezen krijgt beduidend minder is dan wat andere zorgaanbieders toebedeelt krijgen, kan het lonen de toepasselijke gemeentelijke spelregels rondom zorgtoewijzingen er op na te slaan. Bij vragen kunt u contact opnemen met de sectie Zorg. Rik Wevers 1 [post_title] => Gemeente moet zorgaanbieder gelijk speelveld bieden [post_excerpt] => [post_status] => publish [comment_status] => open [ping_status] => open [post_password] => [post_name] => gemeente-moet-zorgaanbieder-gelijk-speelveld-bieden [to_ping] => [pinged] => [post_modified] => 2023-03-17 09:09:58 [post_modified_gmt] => 2023-03-17 08:09:58 [post_content_filtered] => [post_parent] => 0 [guid] => https://bg.legal/?p=35372 [menu_order] => 0 [post_type] => post [post_mime_type] => [comment_count] => 0 [filter] => raw ) [5] => WP_Post Object ( [ID] => 35412 [post_author] => 43 [post_date] => 2023-03-16 15:52:09 [post_date_gmt] => 2023-03-16 14:52:09 [post_content] => Op 14 maart 2023 is de Tijdelijke wet transparantie turboliquidatie als hamerstuk door de Eerste Kamer afgedaan en daarmee aangenomen. Deze wet, die naar verwachting in de loop van dit jaar wordt ingevoerd en in ieder geval voor 2 jaar zal gelden, stelt nadere eisen aan de turboliquidatie om misbruik hiervan te voorkomen.

Wat is turboliquidatie?

Een turboliquidatie is een snelle manier om een onderneming te staken en de rechtspersoon, bijvoorbeeld een B.V., te ontbinden. Een turboliquidatie kan alleen uitgevoerd worden als de onderneming geen baten meer heeft. Dat betekent dat de onderneming geen activiteiten meer uitvoert en ook geen bezittingen/vermogen heeft. Een turboliquidatie wordt geëffectueerd door een besluit van de algemene vergadering. De rechtspersoon houdt na dit besluit direct op te bestaan en wordt uitgeschreven uit het handelsregister van de Kamer van Koophandel. Bestuurders hoefden tot deze wet geen uitleg te geven over de turboliquidatie, in tegenstelling tot een situatie waarin de rechtspersoon wel over baten beschikt. In dat geval vindt er na de ontbinding nog een vereffening plaats door veelal de bestuurder. Deze moet hierover rekening en verantwoording afleggen, een plan van verdeling maken en dit plan openbaar maken. Overstijgen de schulden waarschijnlijk de baten, dan moet de vereffenaar het faillissement aanvragen en verloopt de vereffening van het vermogen van de rechtspersoon via de curator. Dit alles ter bescherming van de belangen van schuldeisers. Schuldeisers van de geturboliquideerde rechtspersoon worden echter geconfronteerd met een schuldenaar die niet meer bestaat en blijven met lege handen achter, zonder dat er enige rekening en verantwoording wordt afgelegd. Zij kunnen wel juridische stappen ondernemen (o.a. de heropening van de vereffening verzoeken of het faillissement aanvragen), maar beschikken veelal niet over de daarvoor vereiste informatie. Bovendien moeten schuldeisers dan aanzienlijke kosten maken. De Tijdelijke wet turboliquidatie maakt daar een einde aan door bestuurders te verplichten financiële verantwoording af te leggen over de turboliquidatie. Net op tijd, nu de wetgever verwacht dat er in de komende periode als gevolg van de corona-maatregelen en energiecrisis meer gebruik zal worden gemaakt van turboliquidatie.

Nadere eisen aan turboliquidatie

De nieuwe wet eist van bestuurders dat zij binnen 14 dagen na de turboliquidatie de volgende documenten deponeren bij de Kamer van Koophandel:
  1. een balans en een staat van baten en lasten met betrekking tot het boekjaar waarin de rechtspersoon is ontbonden en het voorgaande boekjaar als er op het moment van ontbinding over dat jaar nog geen jaarrekening openbaar is gemaakt;
  2. Een beschrijving van:
  3. de oorzaak van het ontbreken van baten op het tijdstip van de ontbinding;
  4. indien aan de orde, de wijze waarop de baten van de rechtspersoon te gelde zijn gemaakt en de opbrengsten zijn verdeeld, en
  5. indien aan de orde, de redenen waarom een schuldeiser of schuldeisers geheel of gedeeltelijk onbetaald zijn gebleven, en
  6. de jaarrekeningen inzake de boekjaren die vooraf zijn gegaan aan het boekjaar waarin de rechtspersoon is ontbonden, voor zover deze nog niet openbaar zijn gemaakt terwijl daar wel een verplichting tot bestaat.
Zodra deze documenten zijn gedeponeerd, moeten bestuurders daar vervolgens schriftelijk mededeling van doen aan de schuldeisers van de rechtspersoon. Dit is een belangrijke ontwikkeling, want vaak kwamen schuldeisers pas een aantal maanden later achter de turboliquidatie. Door de invoering van dit vereiste kunnen schuldeisers eerder actie ondernemen als zij het niet eens zijn met de turboliquidatie. Onbetaald gebleven schuldeisers krijgen overigens ook een inzagerecht indien niet aan de deponeringsplicht is voldaan. Zij kunnen zich in dat geval wenden tot de kantonrechter voor een machtiging om de administratie (‘de boeken, bescheiden en andere gegevensdragers’) van de geturboliquideerde rechtspersoon in te zien.

Sancties

Voldoen bestuurders niet aan de deponeringsverplichting dan plegen zij een economisch delict, wat bestraft kan worden met hechtenis van maximaal 6 maanden, een taakstraf of een geldboete van de vierde categorie (op moment van schrijven €22.500,-). Ook kan de rechtbank op verzoek van het openbaar ministerie aan bestuurders een bestuursverbod van maximaal 5 jaar opleggen, indien een bestuurder zich niet aan de regels houdt, één of meer schuldeisers aanmerkelijk benadeelt of in de twee jaar voorafgaand aan de turboliquidatie ten minste tweemaal eerder betrokken was bij een faillissement of turboliquidatie en hem hiervan een persoonlijk verwijt treft.

Conclusie

Met de invoering van de Tijdelijke wet transparantie turboliquidatie wordt de turboliquidatie met meer waarborgen voor schuldeisers omkleed. Schuldeisers dienen tijdig geïnformeerd te worden over de voorgenomen turboliquidatie, zodat zij tijdig actie kunnen ondernemen. Anderzijds betekent de wet voor ondernemers nadere stappen die zij moeten zetten en eisen waaraan zij moeten voldoen indien zij hun onderneming willen staken middels een turboliquidatie. Goed advies is gelet op de sancties en mogelijkheden van schuldeisers daarbij essentieel. Denkt u na over de beëindiging van uw onderneming of wordt u geconfronteerd met een schuldenaar die de turboliquidatie heeft toegepast en heeft u vragen, neem dan contact op met een van de advocaten insolventierecht van BG.legal. Tom Oerlemans nieuw [post_title] => Wet transparantie turboliquidatie: net zo snel, maar wel transparanter [post_excerpt] => [post_status] => publish [comment_status] => open [ping_status] => open [post_password] => [post_name] => wet-transparantie-turboliquidatie-net-zo-snel-maar-wel-transparanter [to_ping] => [pinged] => [post_modified] => 2023-03-16 15:52:09 [post_modified_gmt] => 2023-03-16 14:52:09 [post_content_filtered] => [post_parent] => 0 [guid] => https://bg.legal/?p=35412 [menu_order] => 0 [post_type] => post [post_mime_type] => [comment_count] => 0 [filter] => raw ) [6] => WP_Post Object ( [ID] => 35401 [post_author] => 67 [post_date] => 2023-03-16 11:57:53 [post_date_gmt] => 2023-03-16 10:57:53 [post_content] => Op 7 maart 2023 heeft de Ondernemingskamer van het gerechtshof Amsterdam een interessant arrest gewezen over het benoemen van een tijdelijke bestuurder van een BV in een gewone civiele procedure.

Achtergrond

In deze zaak is er sprake van een aandeelhoudersgeschil tussen A en B, die ieder 50% aandeelhouder van een BV zijn en tevens beiden zijn aangesteld als bestuurder. A en B kunnen niet meer met elkaar door één deur en willen uit elkaar. Dit leidt uiteindelijk tot een procedure bij de rechtbank Gelderland, waarbij A vordert dat B haar aandelen aan A overdraagt, onder andere op basis van de geschillenregeling. Daarbij vraagt A de rechtbank om gedurende de procedure een derde (tijdelijke) bestuurder aan te stellen, bij wijze van voorlopige voorziening. Deze tijdelijke bestuurder zou de ontstane impasse binnen de BV kunnen doorbreken.

Geschil in eerste aanleg

De rechtbank Gelderland wijst het verzoek om een derde (tijdelijke) bestuurder van A af. Volgens de rechtbank is de bevoegdheid tot het benoemen van een tijdelijke bestuurder in beginsel voorbehouden aan de Ondernemingskamer van het gerechtshof Amsterdam. De Ondernemingskamer kan namelijk, in het kader van een zogenaamde enquêteprocedure, voorzieningen treffen in geval er sprake is van wanbeleid. Een van die voorzieningen is het tijdelijk aanstellen van bestuurders. De rechtbank overweegt dat zij slechts een tijdelijke bestuurder kan aanstellen vooruitlopend op een dergelijke enquêteprocedure bij de Ondernemingskamer. Ook acht de rechtbank zich gebonden aan de maatstaf die de Ondernemingskamer voor het treffen van voorzieningen hanteert, namelijk dat er sprake moet zijn van wanbeleid. Nu er volgens de rechtbank geen gegronde redenen zijn om aan te nemen dat B zich schuldig zou maken aan wanbeleid, wijst de rechtbank de vordering tot het aanstellen van een tijdelijke bestuurder af.

Hoger beroep

A gaat in hoger beroep bij de Ondernemingskamer, die gelet op de hoofdprocedure op basis van de geschillenregeling bevoegd is. A is het niet eens met het oordeel dat de benoeming van een tijdelijke bestuurder in beginsel zou zijn voorbehouden aan de Ondernemingskamer en dat de rechtbank deze voorziening slechts in aanloop naar een enquêteprocedure zou kunnen treffen als er gegronde redenen zijn om wanbeleid aan te nemen. De Ondernemingskamer komt daarbij tot een ander oordeel dan de rechtbank. Haar bevoegdheid om tijdelijke bestuurders aan te stellen vormt geen beperking voor de bevoegdheid van de civiele bodemrechter (of een voorzieningenrechter in kort geding) om voorlopige voorzieningen te treffen. Partijen kunnen immers uiteenlopende redenen hebben om géén enquêteprocedure te willen starten. Ook in dergelijke gevallen is het treffen van voorlopige voorzieningen, waaronder het aanstellen van een tijdelijke bestuurder, mogelijk. Het gegeven dat de Ondernemingskamer tijdelijke bestuurders aan kan stellen, doet dus geen afbreuk aan de bevoegdheid van de civiele bodem- of voorzieningenrechter eenzelfde voorziening te treffen. Deze bodem- of voorzieningenrechter moet oordelen of het noodzakelijk is om, in afwachting van de uitkomst van de bodemzaak, ordemaatregelen te treffen die op de uitkomst daarvan vooruitlopen. Daarbij moeten alle omstandigheden en relevante belangen worden afgewogen. De maatstaf zoals gehanteerd door de rechtbank, de aanwezigheid van gegronde redenen om wanbeleid aan te nemen, was aldus ook onjuist.

Conclusie

Hoewel de Ondernemingskamer de vordering van A uiteindelijk afwijst omdat onvoldoende is aangetoond in welk opzicht een tijdelijk bestuurde de problematiek binnen de BV zal verminderen of verhelpen, werkt dit arrest van de Ondernemingskamer wel verhelderend. Voor de ondernemingsrechtelijke praktijk is duidelijk dat er voor het benoemen van een tijdelijke bestuurder meerdere mogelijkheden bestaan. Naast de route via de Ondernemingskamer kan ook de weg van de reguliere civiele procedure worden bewandeld. Bij een dergelijke vordering moet helder uiteen worden gezet waarom specifiek de tijdelijke bestuurder (en niet een andere maatregel) de problematiek binnen de bestuurskamer zal verhelpen, ook gelet op de kosten die zijn gemoeid met een tijdelijke bestuurder. Loopt u aan tegen problemen of een patstelling in de bestuurskamer, of heeft u vragen over de mogelijkheden tot benoeming van een tijdelijke bestuurder? Neem dan gerust contact op met een van de advocaten ondernemingsrecht van BG.legal. Remco de Jong nieuw 1 [post_title] => Benoeming tijdelijke bestuurder: meerdere wegen leiden naar Rome [post_excerpt] => [post_status] => publish [comment_status] => open [ping_status] => open [post_password] => [post_name] => benoeming-tijdelijke-bestuurder-meerdere-wegen-leiden-naar-rome [to_ping] => [pinged] => [post_modified] => 2023-03-16 11:57:53 [post_modified_gmt] => 2023-03-16 10:57:53 [post_content_filtered] => [post_parent] => 0 [guid] => https://bg.legal/?p=35401 [menu_order] => 0 [post_type] => post [post_mime_type] => [comment_count] => 0 [filter] => raw ) [7] => WP_Post Object ( [ID] => 35375 [post_author] => 39 [post_date] => 2023-03-16 08:48:27 [post_date_gmt] => 2023-03-16 07:48:27 [post_content] =>

Inleiding

Decentrale regels en de algemene rijksregels vormen twee van de zes kerninstrumenten uit de Omgevingswet. In deze blogreeks behandelen wij beide instrumenten op hoofdlijnen gezamenlijk. De wettelijke basis voor beide instrumenten is omschreven in Hoofdstuk 4 van de Omgevingswet.

Algemene Rijksregels

De algemene rijksregels staan verspreid over de Omgevingswet, de vier algemene maatregelen van bestuur (AMvB) en de Omgevingsregeling. Kort gezegd gaat het om de volgende vier AMvB’s:
  • Het Besluit activiteiten leefomgeving (Bal);
  • Het Besluit bouwwerken leefomgeving (Bbl);
  • Het Besluit kwaliteit leefomgeving (Bkl); en
  • Het Omgevingsbesluit (Ob)
Het meest in het oog springend zijn de rijksregels die zien op de in artikel 4.3 lid 1 van de Omgevingswet genoemde activiteiten die gevolgen hebben of kunnen hebben voor de fysieke leefomgeving. De in dat artikellid genoemde activiteiten zijn uitgewerkt in het Bal en het Bbl. In de kern genomen zijn er in het Bal onder meer regels gesteld over de bescherming van milieu, waterstaatwerken, wegen en spoorwegen, zwemmers en cultureel erfgoed (waarbij het zwaartepunt ligt bij milieubelastende activiteiten). In het Bbl zijn regels gesteld over het (ver)bouwen, de staat en het gebruik van een bouwwerk en het uitvoeren van bouw- en/of sloopactiviteiten. In het Bkl zijn onder meer omgevingswaarden opgenomen voor luchtkwaliteit en de kwaliteit van het oppervlakte-, grond- en zwemwater en zijn er instructieregels opgenomen die door decentrale overheden moeten worden toegepast. In het Ob zijn ten slotte onder meer nadere regels gesteld over decentrale regels, het bevoegd gezag voor omgevingsvergunningen, procedures, handhaving en het digitaal stelsel Omgevingswet (DSO). Het gaat met het oog op het doel van deze blogreeks te ver om ieder besluit tot in detail te bespreken. Met het de algemene rijksregels is door de wetgever flexibiliteit beoogd. Dit wil zeggen dat de Omgevingswet nadrukkelijk de mogelijkheid biedt voor maatwerk als dit bij AMvB is toegelaten.[1] Een groot deel van de algemene rijksregels biedt die mogelijkheid ook. Onderscheiden moeten worden maatwerkregels, waarbij het bevoegd gezag het is toegelaten om in het individuele geval via maatwerk af te wijken van de algemene rijksregel, dan wel aanvullende regels op te nemen in het Omgevingsplan, en maatwerkvoorschriften, waarbij het bevoegd gezag bevoegd is om de algemene rijksregel verder in te vullen (dit kan zowel een aanscherping als versoepeling betreffen) en ziet niet op het individuele geval maar voor het gehele grondgebied of een bepaalde categorie. Een derde mate van flexibiliteit wordt beoogd middels de gelijkwaardigheidsbepaling, waarbij kort gezegd geldt dat andere maatregelen kunnen worden toegestaan als hiermee hetzelfde doel wordt bereikt. Naar aard komen bepaalde aspecten niet voor de toepassing van de gelijkwaardigheidsbepaling in aanmerking (zoals bepaalde veiligheidsaspecten).

Decentrale regels

De decentrale overheden zijn verplicht – voor zover niet uitputtend op Rijksniveau geregeld – om de regels over de fysieke regelgeving bijeen te brengen in één gebiedsdekkende regeling.  Dit betreft voor de gemeente het omgevingsplan, voor de provincie de omgevingsverordening en voor het waterschap de waterschapsverordening. Op het omgevingsplan zal verder in deze blogreeks nader bij worden stilgestaan. De regels dienen zoals hiervoor omschreven te worden vastgelegd in één gebiedsdekkende regeling, waarmee de inzichtelijkheid en de samenhang van de regels wordt bevorderd. Er geldt per bevoegd gezag dat er één omgevingsplan, één omgevingsverordening en één waterschapsverordening voor het gehele grondgebied wordt vastgesteld. Van belang is om op te merken dat op gemeentelijk niveau het niet is toegelaten regels op te nemen die afwijken van de algemene rijksregels of de regels in de provinciale omgevingsverordening, tenzij dit in de betreffende hogere regeling is toegelaten. Dit geldt tevens voor het opnemen van omgevingswaarden[2] in het omgevingsplan. Dat is alleen mogelijk indien dit niet reeds op Rijksniveau of provinciaal niveau is vastgesteld. In de omgevingsverordening kan de provincie ten slotte instructieregels[3] opnemen, waarin de provincie bijvoorbeeld gemeenten kan instrueren over de inhoud van het omgevingsplan, een programma of een maatwerkvoorschrift. In zoverre kan gesteld worden dat het primaat voor (decentrale) regelgeving bij de gemeente ligt, maar dat de provincie en het Rijk een sturende rol daarin (kunnen) hebben. Heeft u vragen neemt u dan contact op met één van de specialisten van de sectie overheid en vastgoed.
[1] Zo is in art. 2.14 Bal de mogelijkheid om maatwerkregels te stellen over meldingen beperkt.

[2] Omgevingswaarden zijn normen die de gewenste staat of kwaliteit van (een onderdeel van) de fysieke leefomgeving vastleggen (art 2.3 Ow).

[3] Instructieregels over het omgevingsplan kunnen overigens alleen gesteld worden over onderdelen die de Omgevingswet vereist of mogelijk maakt (art. 2.23 lid 3 Ow). Bovendien kan het Rijk ook instructieregels bij AMvB vaststellen.
Lees hier de artikelen uit de blogreeks: 
Deel 1: De Omgevingsvisie 
Deel 2: Doel en opbouw van de Omgevingswet 
Deel 3: Algemene rijksregels en decentrale regels 
Deel 4: Het Omgevingsplan 
Deel 5: Het programma onder de Omgevingswet 
Deel 6: De omgevingsplanactiviteit 
Deel 7: Afwijken van het omgevingsplan 
Deel 8: Vergunningvrij bouwen onder de Omgevingswet
Deel 9: Participatie onder de Omgevingswet
Deel 10: Instructies en instructieregels Provincie
Deel 11: Het projectbesluit
Deel 12: Planschade onder de Omgevingswet
Deel 13: Geluid onder de Omgevingswet
Deel 14: Handhaving onder de Omgevingswet
Deel 15: De Bruidsschat en overgangsrecht
Michael de Marco 5 [post_title] => Algemene rijksregels en decentrale regels [post_excerpt] => [post_status] => publish [comment_status] => open [ping_status] => open [post_password] => [post_name] => algemene-rijksregels-en-decentrale-regels [to_ping] => [pinged] => [post_modified] => 2024-03-27 11:33:41 [post_modified_gmt] => 2024-03-27 10:33:41 [post_content_filtered] => [post_parent] => 0 [guid] => https://bg.legal/?p=35375 [menu_order] => 0 [post_type] => post [post_mime_type] => [comment_count] => 0 [filter] => raw ) [8] => WP_Post Object ( [ID] => 35349 [post_author] => 16 [post_date] => 2023-03-14 11:06:41 [post_date_gmt] => 2023-03-14 10:06:41 [post_content] =>

Het gebeuren

Op 5 november 2016 komen vier mannen van een voetbalwedstrijd. Zij hebben allen alcohol en cocaïne genuttigd. De voetbalvereniging stelt een busje beschikbaar om naar huis te rijden. Niemand draagt de gordel. Een van de mannen, de voormalig trainer, wil onderweg afgezet worden. De bestuurder reageert hier echter niet op en de voormalig trainer trekt aan de handrem. Het busje gaat spinnen. Het voertuig raakt een betonnen paal en komt tot stilstand tegen een andere betonnen paal. De bijrijder overlijdt, de bestuurder loopt ernstig hersenletsel op en spreek zijn WA verzekeraar aan. Zijn verzekeraar wijst dekking af nu schade van de bestuurder niet gedekt is. Verwezen wordt naar art. 4 lid 1 WAM; De verzekering behoeft niet de aansprakelijkheid voor schade te dekken toegebracht aan de bestuurder van het motorrijtuig dat het ongeval veroorzaakt.”

Oordeel Rechtbank

Zoals reeds in de blog van 24 augustus 2021 besproken oordeelde de rechtbank dat de bestuurder niet meer te kwalificeren was als bestuurder, nadat de passagier aan de handrem had getrokken. De verzekeraar moest aldus de letselschade van de bestuurder vergoeden op basis van de Wet Aansprakelijkheidsverzekering Motorrijtuigen [WAM]. Art. 4 lid 1 WAM was niet van toepassing. De verzekeraar gaat in hoger beroep.

Oordeel Hof Arnhem Leeuwarden

Het Hof oordeelt anders over de uitleg van definitie van bestuurder. Of de bestuurder de auto daadwerkelijk onder controle heeft is niet van belang. Hij blijft immers de persoon die op de bestuurdersstoel achter het stuur heeft plaatsgenomen, de auto in beweging heeft gezet en de snelheid en rijrichting heeft bepaald. Hij hanteerde bedieningsorganen van het motorrijtuig en dat werd niet anders doordat een passagier plotseling aan de handrem trok en daarmee ook een bestuurshandeling uitvoerde. De bestuurder, aansprakelijk of niet, kan artikel 4 lid 1 WAM tegengeworpen worden. Ook als de bestuurder zelf geen verwijt zou treffen. De bestuurder kan zijn schade niet op de WAM verzekeraar verhalen. Het Hof vernietigt de beschikking van de rechtbank.

Betaalde voorschotten

Onder voorbehoud van dekking en aansprakelijkheid, in afwachting van het volledige procesverbaal en ongevallenrapport, heeft de verzekeraar wel voorschotten verstrekt aan de bestuurder. Dit betreft in de periode 2016 tot eind 2019. In totaal € 32.500,00. De [advocaat van] bestuurder geeft aan dat hiermee het vertrouwen is gewekt dat de schade door de verzekeraar vergoed zal worden. Het hof is het hier niet mee eens. Uit de correspondentie blijkt het voorbehoud inzake dekking en aansprakelijkheid in afwachting van het volledige proces-verbaal. Alhoewel de bestuurder reeds in januari 2019 het volledige proces-verbaal ter beschikking had is dit niet toegestuurd aan de verzekeraar. De verzekeraar kon hier pas in december 2019 over beschikken. De verzekeraar heeft ten tijde van de zitting verklaard dat de voorschotten niet worden teruggevorderd.

Schade Verzekering Inzittende [SVI]

Voor een dergelijke zaak biedt de schadeverzekering inzittende, als aanvullende verzekering, vaak de oplossing. Dit is een verzekering die letselschade vergoedt voor alle inzittenden in de auto, dus ook bestuurder. Ook bij éénzijdige ongevallen of als de bestuurder zelf aansprakelijk is. Echter in deze zaak verleent de verzekeraar ook geen dekking op de SVI nu de bestuurder alcohol en drugs heeft gebruikt en daarna is gaan rijden op de bewuste dag. Het gebruik van alcohol en drugs is een uitsluiting op de SVI polis.

Conclusie

Hier is sprake van zeer ernstig letsel waarbij de bestuurder geen aanspraak kan maken op de WAM dekking. Zeker voor bestuurders is een Schade Verzekering Inzittende daarom als aanvullende verzekering van belang. Echter hier mocht ook dat niet baten vanwege het alcohol en drugsgebruik van de bestuurder. Uiteindelijk blijft het slachtoffer met lege handen achter, behoudens de reeds verstrekte [in principe onverschuldigde] voorschotten op de letselschade. Hetgeen een druppel op de gloeiende plaat is. Volledige uitspraak: ECLI:NL:GHARL:2022:10711 Edith de Koning [post_title] => Bestuurder auto blijft bestuurder, geen vergoeding van zijn letselschade [post_excerpt] => [post_status] => publish [comment_status] => open [ping_status] => open [post_password] => [post_name] => bestuurder-auto-blijft-bestuurder-geen-vergoeding-van-zijn-letselschade [to_ping] => [pinged] => [post_modified] => 2023-03-14 11:13:09 [post_modified_gmt] => 2023-03-14 10:13:09 [post_content_filtered] => [post_parent] => 0 [guid] => https://bg.legal/?p=35349 [menu_order] => 0 [post_type] => post [post_mime_type] => [comment_count] => 0 [filter] => raw ) [9] => WP_Post Object ( [ID] => 35325 [post_author] => 74 [post_date] => 2023-03-10 17:03:40 [post_date_gmt] => 2023-03-10 16:03:40 [post_content] => Het kabinet wil het al bestaande puntensysteem voor huurwoningen, op basis waarvan de huurprijs wordt bepaald, uitbreiden en verplicht maken. Hierdoor worden verhuurders in zowel het lage- als middenhuursegment verplicht de maximale huurprijzen te respecteren. Verhuurders die dit niet doen riskeren een bestuurlijke boete van ruim 20.000 euro. Verhuurders die nogmaals de fout ingaan riskeren een boete van ruim 80.000 euro.

Woningwaarderingsstelstel

De maximale huurprijs van een woning wordt vastgesteld aan de hand van een puntensysteem, ook wel het woningwaarderingsstelstel [WWS] genoemd. Voor zelfstandige en onzelfstandige woningen zijn aparte puntensystemen waarbij op basis van kenmerken van de woning punten worden toegekend, bijvoorbeeld op basis van de oppervlakte van de woonruimte en de aanwezige voorzieningen. Het totaal aantal punten bepaalt vervolgens de maximale huurprijs. Het woningwaarderingsstelstel bestaat al langer, maar geldt op dit moment alleen voor woningen tot en met 148 punten, oftewel sociale huur. Voor deze woningen mag de huurprijs maximaal 808 euro bedragen. Uit onderzoek blijkt echter dat ongeveer de helft [!] van de circa 284.000 huurwoningen tot 148 punten voor een hogere huurprijs wordt verhuurd dan op basis van het WWS is toegestaan. Hierbij ligt de huurprijs gemiddeld circa 150 euro boven het WWS-maximum. Dit maximum is overigens niet verplicht; huurders die menen te veel huur te betalen kunnen hiertegen bezwaar maken bij de huurcommissie. In de praktijk gebeurt dit echter weinig.

Wetsvoorstel

Het wetsvoorstel zorgt ervoor dat het woningwaarderingsstelstel wordt uitgebreid naar woningen tot en met 187 punten waarvoor een maximale huurprijs van 1123 euro geldt. Hierdoor gaat de huurbescherming van het woningwaarderingsstelstel voor zowel het lage- als het middenhuursegment gelden. Dit met als tweeledig doel om de huurprijs in dit segment beter in verhouding te brengen met de kwaliteit van de woning en hierdoor de kans voor middeninkomens op een betaalbare woning te verbeteren. Daarnaast wordt de huurprijsbescherming van het woningwaarderingsstelstel dwingend, wat betekent dat verhuurders verplicht worden de maximale huurprijzen te respecteren. Ook dienen zij een puntentelling op te nemen in de bijlage van het huurcontract. Hiermee beoogt het kabinet de huurbescherming effectiever te maken. In het wetsvoorstel wordt verder de jaarlijkse huurverhoging gemaximaliseerd en wordt de duurzaamheid van de woning een kenmerk op basis waarvan punten worden toegekend of zelfs afgetrokken. Hierover schreef mijn collega al in een eerdere blog.

Handhaving

In het kader van het dwingend maken van het woningwaarderingsstelstel om de huurprijsbescherming effectiever te maken wordt de handhaving bij gemeenten neergelegd. Gemeenten krijgen het juridisch instrumentarium om te handhaven op de maximale huurprijzen om huurders beter te beschermen. Zij kunnen onder meer een verklaring over de maximale huurprijs opvragen bij de Huurcommissie. Als blijkt dat een verhuurder een te hoge huurprijs vraagt dan kan de gemeentelijke een bestuurlijke boete opleggen van maximaal 20.500 euro. Verhuurders die binnen vier jaar nog een keer in de fout gaan, kunnen een bestuurlijke boete van maximaal 82.000 euro opgelegd krijgen. Het kabinet verwacht dat met het wetsvoorstel ruim 300.000 woningen een lagere huurprijs zullen krijgen dan zij nu hebben. Hierbij zal de huurprijs van deze woningen naar schatting met gemiddeld  190 euro per maand naar beneden gaan.[1] Op dit moment ligt het wetsvoorstel ter consulatie en geïnteresseerden kunnen tot eind maart op het wetsvoorstel reageren. Vervolgens zal de Raad van State advies over de wet uitbrengen waarna zowel de Tweede als Eerste kamer nog met het wetsvoorstel moeten instemmen. Desondanks hoopt het kabinet dat de wet al per 1 januari 2024 in werking treedt. [1] https://www.internetconsultatie.nl/wetbetaalbarehuur/document/10006 Robin Hoon 2 [post_title] => Verhuurders die te hoge huur vragen riskeren bestuurlijke boete [post_excerpt] => [post_status] => publish [comment_status] => open [ping_status] => open [post_password] => [post_name] => verhuurders-die-te-hoge-huur-vragen-riskeren-bestuurlijke-boete [to_ping] => [pinged] => [post_modified] => 2023-06-14 11:47:54 [post_modified_gmt] => 2023-06-14 09:47:54 [post_content_filtered] => [post_parent] => 0 [guid] => https://bg.legal/?p=35325 [menu_order] => 0 [post_type] => post [post_mime_type] => [comment_count] => 0 [filter] => raw ) ) [post_count] => 10 [current_post] => -1 [before_loop] => 1 [in_the_loop] => [post] => WP_Post Object ( [ID] => 35455 [post_author] => 19 [post_date] => 2023-03-21 10:14:46 [post_date_gmt] => 2023-03-21 09:14:46 [post_content] => Na inwerkingtreding van de Omgevingswet op 1 januari 2024 is het bestemmingsplan zoals we dat nu kennen verleden tijd. Het omgevingsplan treedt dan in werking. Hoewel per 1 januari aanstaande het bestemmingsplan al zodanig verleden tijd is, zal door overgangsrecht de echte transitie meer geleidelijk gaan. Desondanks gaat er met de komst van het omgevingsplan veel veranderen. De meest wezenlijke veranderingen zal ik toelichten.

Fysieke leefomgeving staat centraal

Daar waar nu binnen het grondgebied van een gemeente in de regel meerdere bestemmingsplannen gelden, verandert dat onder de Omgevingswet. De gemeenteraad stelt voor het gehele grondgebied van de gemeente één omgevingsplan vast [art. 2.4 Ow]. In dat omgevingsplan worden veel meer zaken geregeld dan nu in het bestemmingsplan. Dat maakt het omgevingsplan tot een belangrijk kerninstrument van de Omgevingswet. Het omgevingsplan gaat over de gehele fysieke leefomgeving. Dat betekent dat ook onderdelen zoals water, bodem, lucht en aspecten als geluid, geur en veiligheid onderdeel zijn van het omgevingsplan. Kortom; zolang een onderwerp in verband staat tot de fysieke leefomgeving, kan of moet de gemeente dat onderwerp regelen in het omgevingsplan. Dat is uitsluitend anders indien dat onderwerp in een specifieke wet al uitputtend is geregeld. Dit raakt een belangrijk verschil met het bestemmingsplan: bepalingen in een bestemmingsplan moeten verband houden met een goede ruimtelijke ordening. Dat is een minder omvattend begrip dan de fysieke leefomgeving. Het is om die reden dat er nog lange tijd overgangsrecht zal gelden. Weliswaar wordt een bestemmingsplan per 1 januari 2024 van rechtswege een omgevingsplan, maar dat bestemmingsplan voldoet op dat moment nog niet aan de Omgevingswet. Gemeenten hebben nog jarenlang de tijd om die tijdelijke omgevingsplannen aan te passen aan de Omgevingswet.

Omgevingsplan heeft bredere strekking

Eerder schreven we al over de maatschappelijke doelen van de Omgevingswet, die doelen worden dus in het omgevingsplan geconcretiseerd door het stellen van regels. Regels in het omgevingsplan kunnen een veel bredere strekking hebben dan nu in een bestemmingsplan. Er is veel ruimte om met open normen te werken die vervolgens geconcretiseerd worden in [wetsinterpreterende] beleidsregels. Het werken met die open normen brengt vanuit het oogpunt van rechtszekerheid overigens wel enige beperking met zich mee. Eerder gaf de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State al criteria voor werken met open normen in bestemmingsplannen [met verbrede reikwijdte].

Evenwichtige toedeling van functies aan locaties

Regels worden in het omgevingsplan opgenomen met het oog op een evenwichtige toedeling van functies aan locaties. Het begrip ‘evenwichtige toedeling van functies aan locaties’ vervangt het begrip ‘goede ruimtelijke ordening’ uit de Wet ruimtelijke ordening [‘Wro’]. Er moet dus onderscheid gemaakt worden tussen functies en locaties. Functiekenmerken drukken een bepaalde rol, taak of dienstbaarheid uit van het desbetreffende onderdeel van de fysieke leefomgeving [denk aan een hoofdweg of monument]. Locaties betreffen fysieke locaties. Voor het ene gebied kan volstaan worden met een globale omschrijving, terwijl voor een ander deel een gedetailleerd deel noodzakelijk is. Met de komst van het omgevingsplan zal veel meer dan nu het geval is, op lokaal niveau geregeld worden. Daar waar nu regels verspreid zijn vastgelegd in verschillende verordeningen, komt dat allemaal samen in het omgevingsplan. Bepaalde onderwerpen moeten in het omgevingsplan worden opgenomen, zoals bijvoorbeeld regels over geluid en luchtkwaliteit. Dat is bepaald in instructieregels in het Bkl. Andere onderwerpen kunnen geregeld worden in het omgevingsplan. Bij die onderwerpen heeft de gemeenteraad dus [meer] beleidsvrijheid.

Overgangsrecht

Tot eind 2029 is er een overgangsfase voor het omgevingsplan en zal een groot deel van de huidige regels blijven gelden. Desalniettemin zal er per 1 januari 2024 veel gaan veranderen. BG.legal zal deze ontwikkelingen nauwgezet volgen. Heeft u een vraag over het omgevingsplan? Neem u dan gerust vrijblijvend contact met mij op.
Lees hier de artikelen uit de blogreeks: 
Deel 1: De Omgevingsvisie 
Deel 2: Doel en opbouw van de Omgevingswet 
Deel 3: Algemene rijksregels en decentrale regels 
Deel 4: Het Omgevingsplan 
Deel 5: Het programma onder de Omgevingswet 
Deel 6: De omgevingsplanactiviteit 
Deel 7: Afwijken van het omgevingsplan 
Deel 8: Vergunningvrij bouwen onder de Omgevingswet
Deel 9: Participatie onder de Omgevingswet
Deel 10: Instructies en instructieregels Provincie
Deel 11: Het projectbesluit
Deel 12: Planschade onder de Omgevingswet
Deel 13: Geluid onder de Omgevingswet
Deel 14: Handhaving onder de Omgevingswet
Deel 15: De Bruidsschat en overgangsrecht
Rutger Boogers klein [post_title] => Het Omgevingsplan [post_excerpt] => [post_status] => publish [comment_status] => open [ping_status] => open [post_password] => [post_name] => het-omgevingsplan [to_ping] => [pinged] => [post_modified] => 2024-03-27 11:33:34 [post_modified_gmt] => 2024-03-27 10:33:34 [post_content_filtered] => [post_parent] => 0 [guid] => https://bg.legal/?p=35455 [menu_order] => 0 [post_type] => post [post_mime_type] => [comment_count] => 0 [filter] => raw ) [comment_count] => 0 [current_comment] => -1 [found_posts] => 1425 [max_num_pages] => 143 [max_num_comment_pages] => 0 [is_single] => [is_preview] => [is_page] => [is_archive] => 1 [is_date] => [is_year] => [is_month] => [is_day] => [is_time] => [is_author] => [is_category] => [is_tag] => [is_tax] => 1 [is_search] => [is_feed] => [is_comment_feed] => [is_trackback] => [is_home] => [is_privacy_policy] => [is_404] => [is_embed] => [is_paged] => 1 [is_admin] => [is_attachment] => [is_singular] => [is_robots] => [is_favicon] => [is_posts_page] => [is_post_type_archive] => [query_vars_hash:WP_Query:private] => 936e87ffabf781be0edd9f0b3f1e5ade [query_vars_changed:WP_Query:private] => [thumbnails_cached] => [allow_query_attachment_by_filename:protected] => [stopwords:WP_Query:private] => [compat_fields:WP_Query:private] => Array ( [0] => query_vars_hash [1] => query_vars_changed ) [compat_methods:WP_Query:private] => Array ( [0] => init_query_flags [1] => parse_tax_query ) [tribe_is_event] => [tribe_is_multi_posttype] => [tribe_is_event_category] => [tribe_is_event_venue] => [tribe_is_event_organizer] => [tribe_is_event_query] => [tribe_is_past] => [tribe_controller] => Tribe\Events\Views\V2\Query\Event_Query_Controller Object ( [filtering_query:Tribe\Events\Views\V2\Query\Event_Query_Controller:private] => WP_Query Object *RECURSION* ) )
Na inwerkingtreding van de Omgevingswet op 1 januari 2024 is het bestemmingsplan zoals we dat nu kennen verleden tijd. Het omgevingsplan treedt dan in werking. Hoewel per 1 januari aanstaande...
Lees meer
Hoe moet een concurrentiebeding worden uitgelegd? Als verboden wordt na uitdiensttreding in Nederland te werken, hoe letterlijk moet dat worden genomen als een werknemer in BelgiË aan de slag gaat? Daarover moest de kantonrechter oordelen. Een
Lees meer
Als ondernemer wil je je product met een pakkende naam op de markt brengen. Om de concurrent te weerhouden deze naam te mogen gebruiken voor vergelijkbare waren en/of diensten, is...
Lees meer
Afgelopen jaar zagen we dat de zorginkoop niet soepel verliep. Het inkoopproces zal moeten veranderen wil de zorginkoop voor 2024 beter verlopen. In deze bijdrage wordt stilgestaan bij de achtergrond...
Lees meer
Als een gemeente geen of aanzienlijk minder cliënten doorverwijst naar een zorgaanbieder ten opzichte van andere zorgaanbieders, kan deze achterstelling in strijd zijn met het gelijkheidsbeginsel en daarmee onrechtmatig handelen...
Lees meer
Op 14 maart 2023 is de Tijdelijke wet transparantie turboliquidatie als hamerstuk door de Eerste Kamer afgedaan en daarmee aangenomen. Deze wet, die naar verwachting in de loop van dit...
Lees meer
Op 7 maart 2023 heeft de Ondernemingskamer van het gerechtshof Amsterdam een interessant arrest gewezen over het benoemen van een tijdelijke bestuurder van een BV in een gewone civiele procedure....
Lees meer
Inleiding Decentrale regels en de algemene rijksregels vormen twee van de zes kerninstrumenten uit de Omgevingswet. In deze blogreeks behandelen wij beide instrumenten op hoofdlijnen gezamenlijk. De wettelijke basis voor...
Lees meer
Het gebeuren Op 5 november 2016 komen vier mannen van een voetbalwedstrijd. Zij hebben allen alcohol en cocaïne genuttigd. De voetbalvereniging stelt een busje beschikbaar om naar huis te rijden....
Lees meer
Het kabinet wil het al bestaande puntensysteem voor huurwoningen, op basis waarvan de huurprijs wordt bepaald, uitbreiden en verplicht maken. Hierdoor worden verhuurders in zowel het lage- als middenhuursegment verplicht...
Lees meer