WP_Query Object
(
[query] => Array
(
[paged] => 35
[news-type] => blog
)
[query_vars] => Array
(
[paged] => 35
[news-type] => blog
[error] =>
[m] =>
[p] => 0
[post_parent] =>
[subpost] =>
[subpost_id] =>
[attachment] =>
[attachment_id] => 0
[name] =>
[pagename] =>
[page_id] => 0
[second] =>
[minute] =>
[hour] =>
[day] => 0
[monthnum] => 0
[year] => 0
[w] => 0
[category_name] =>
[tag] =>
[cat] =>
[tag_id] =>
[author] =>
[author_name] =>
[feed] =>
[tb] =>
[meta_key] =>
[meta_value] =>
[preview] =>
[s] =>
[sentence] =>
[title] =>
[fields] =>
[menu_order] =>
[embed] =>
[category__in] => Array
(
)
[category__not_in] => Array
(
)
[category__and] => Array
(
)
[post__in] => Array
(
)
[post__not_in] => Array
(
)
[post_name__in] => Array
(
)
[tag__in] => Array
(
)
[tag__not_in] => Array
(
)
[tag__and] => Array
(
)
[tag_slug__in] => Array
(
)
[tag_slug__and] => Array
(
)
[post_parent__in] => Array
(
)
[post_parent__not_in] => Array
(
)
[author__in] => Array
(
)
[author__not_in] => Array
(
)
[search_columns] => Array
(
)
[ignore_sticky_posts] =>
[suppress_filters] =>
[cache_results] => 1
[update_post_term_cache] => 1
[update_menu_item_cache] =>
[lazy_load_term_meta] => 1
[update_post_meta_cache] => 1
[post_type] =>
[posts_per_page] => 10
[nopaging] =>
[comments_per_page] => 50
[no_found_rows] =>
[taxonomy] => news-type
[term] => blog
[order] => DESC
)
[tax_query] => WP_Tax_Query Object
(
[queries] => Array
(
[0] => Array
(
[taxonomy] => news-type
[terms] => Array
(
[0] => blog
)
[field] => slug
[operator] => IN
[include_children] => 1
)
)
[relation] => AND
[table_aliases:protected] => Array
(
[0] => wp_term_relationships
)
[queried_terms] => Array
(
[news-type] => Array
(
[terms] => Array
(
[0] => blog
)
[field] => slug
)
)
[primary_table] => wp_posts
[primary_id_column] => ID
)
[meta_query] => WP_Meta_Query Object
(
[queries] => Array
(
)
[relation] =>
[meta_table] =>
[meta_id_column] =>
[primary_table] =>
[primary_id_column] =>
[table_aliases:protected] => Array
(
)
[clauses:protected] => Array
(
)
[has_or_relation:protected] =>
)
[date_query] =>
[queried_object] => WP_Term Object
(
[term_id] => 56
[name] => Blog van medewerkers
[slug] => blog
[term_group] => 0
[term_taxonomy_id] => 56
[taxonomy] => news-type
[description] =>
[parent] => 0
[count] => 1439
[filter] => raw
)
[queried_object_id] => 56
[request] => SELECT SQL_CALC_FOUND_ROWS wp_posts.ID
FROM wp_posts LEFT JOIN wp_term_relationships ON (wp_posts.ID = wp_term_relationships.object_id) LEFT JOIN wp_icl_translations wpml_translations
ON wp_posts.ID = wpml_translations.element_id
AND wpml_translations.element_type = CONCAT('post_', wp_posts.post_type)
WHERE 1=1 AND (
wp_term_relationships.term_taxonomy_id IN (56)
) AND ((wp_posts.post_type = 'post' AND (wp_posts.post_status = 'publish' OR wp_posts.post_status = 'acf-disabled' OR wp_posts.post_status = 'tribe-ea-success' OR wp_posts.post_status = 'tribe-ea-failed' OR wp_posts.post_status = 'tribe-ea-schedule' OR wp_posts.post_status = 'tribe-ea-pending' OR wp_posts.post_status = 'tribe-ea-draft'))) AND ( ( ( wpml_translations.language_code = 'nl' OR (
wpml_translations.language_code = 'nl'
AND wp_posts.post_type IN ( 'attachment' )
AND ( (
( SELECT COUNT(element_id)
FROM wp_icl_translations
WHERE trid = wpml_translations.trid
AND language_code = 'nl'
) = 0
) OR (
( SELECT COUNT(element_id)
FROM wp_icl_translations t2
JOIN wp_posts p ON p.id = t2.element_id
WHERE t2.trid = wpml_translations.trid
AND t2.language_code = 'nl'
AND (
p.post_status = 'publish' OR p.post_status = 'private' OR
( p.post_type='attachment' AND p.post_status = 'inherit' )
)
) = 0 ) )
) ) AND wp_posts.post_type IN ('post','page','attachment','wp_block','wp_template','wp_template_part','wp_navigation','our_sector','our_rechtsgebieden','acf-field-group','tribe_venue','tribe_organizer','tribe_events','mc4wp-form','slider-data','actualiteiten','accordion','failissementens','advocaten','blogs','seminar','juridisch-medewerker','backoffice','rechtsgebied-detail' ) ) OR wp_posts.post_type NOT IN ('post','page','attachment','wp_block','wp_template','wp_template_part','wp_navigation','our_sector','our_rechtsgebieden','acf-field-group','tribe_venue','tribe_organizer','tribe_events','mc4wp-form','slider-data','actualiteiten','accordion','failissementens','advocaten','blogs','seminar','juridisch-medewerker','backoffice','rechtsgebied-detail' ) )
GROUP BY wp_posts.ID
ORDER BY wp_posts.menu_order, wp_posts.post_date DESC
LIMIT 340, 10
[posts] => Array
(
[0] => WP_Post Object
(
[ID] => 35953
[post_author] => 16
[post_date] => 2023-04-21 09:21:51
[post_date_gmt] => 2023-04-21 07:21:51
[post_content] => Op 4 april jl. reed een goederentrein en een passagierstrein tegen een bouwkraan op het spoor. De ravage was groot en helaas waren er gewonden en een dode te betreuren. Dit soort ongevallen zijn gelukkig zeldzaam in Nederland. Maar als het gebeurt, hoe zit het dan met de aansprakelijkheid en verhaal van de letsel- en/of overlijdensschade? Wat moet je doen om je letselschade als passagier vergoed te krijgen?
Je kan letselschade oplopen als passagier van een trein. Maar ook kan je letselschade oplopen als autobestuurder [of passagier in de auto] door een aanrijding met een trein. De aansprakelijkheidsregels zijn in beide situaties totaal anders.
Letselschade als passagier van een trein
Dit betreft o.a. de situatie zoals die zich helaas voordeed op 4 april jl. Maar het kan ook gaan om kleinere ongevallen zoals een passagier die struikelt over bagage en letsel oploopt. Vaak treft iemand schuld en zal dus de aansprakelijkheid worden uitgezocht.
Contract spoorwegvervoerder en passagier
De spoorwegvervoerder is echter een contractuele verhouding met de treinpassagier aangegaan. De spoorwegvervoerder is verplicht om de passagier van de ene naar de nadere locatie te vervoeren, hetgeen uiteraard zonder schade moet gebeuren.
Loop je als treinpassagier toch schade op dan word je beschermd door de wettelijke bepaling waarbij de spoorwegvervoerder aansprakelijk is voor schade door letsel of overlijden van een passagier ten gevolge van een ongeval [art. 8:105 BW].
Het betreft een risico aansprakelijkheid, dus los van de vraag wie er nu uiteindelijk aansprakelijk is.
Overmacht vervoerder?
De vervoerder is echter niet aansprakelijk als er sprake is van overmacht. De vervoerder zal vaak trachten een beroep te doen op overmacht, hetgeen maar zelden zal slagen.
Immers uit de wettelijke bepaling blijkt o.a. ook dat:
- een lichamelijke of geestelijke tekortkoming van de bestuurder,
- het slecht functioneren van de trein,
- het slecht functioneren van het materiaal,
een beroep op overmacht niet rechtvaardigt.
Beperkte aansprakelijkheid
De
aansprakelijkheid van de spoorwegvervoerder is wettelijk beperkt tot ongeveer € 240.000,00. Deze maximumgrens komt te vervallen wanneer er sprake is van roekeloosheid van de spoorwegvervoerder. In dat geval hebben slachtoffers recht op een volledige schadevergoeding.
Voor schade aan bagage is het maximum € 1.700,00.
Wat moet je doen om je schade vergoed te krijgen?
- Als eerste moet je uiteraard de spoorwegvervoerder aansprakelijk stellen en je schade melden bij de spoorwegvervoerder. Dit kan met een aangetekende brief. Een spoorwegvervoerder kent geen passagierslijsten. De spoorwegvervoerder kan dus betwisten of je wel in de trein zat. De treinpassagier moet dus bewijs leveren.
- Zorg voor een uitdraai van de OV chipkaart of ander vervoersbewijs om te bewijzen dat je in de betreffende trein zat.
- Je moet bewijzen dat de schade een gevolg is van het treinongeval. Ga bij letselschade dan ook zo spoedig mogelijk naar een arts zodat het letsel medisch gedocumenteerd is.
- In het geval van materiële schade; bewaar je beschadigde bril, beschadigde bagage etc.
- Zoals bij iedere letselschadeclaim moet je ook overige kosten bewijzen zoals kosten voor huishoudelijke hulp, studievertraging, etc.
- Wacht niet te lang met het verzenden van de aansprakelijkstelling in verband met te leveren bewijs. Maar ook zal in ieder geval de mogelijkheid om de spoorwegvervoerder nog aan te spreken na drie jaar verjaren. Je rechten vervallen dan.
Heb je nog vragen neem dan gerust
contact met ons op.

[post_title] => Letselschade door treinongeval. Hoe zit het met aansprakelijkheid?
[post_excerpt] =>
[post_status] => publish
[comment_status] => open
[ping_status] => open
[post_password] =>
[post_name] => letselschade-door-treinongeval-hoe-zit-het-met-aansprakelijkheid
[to_ping] =>
[pinged] =>
[post_modified] => 2023-04-21 09:21:51
[post_modified_gmt] => 2023-04-21 07:21:51
[post_content_filtered] =>
[post_parent] => 0
[guid] => https://bg.legal/?p=35953
[menu_order] => 0
[post_type] => post
[post_mime_type] =>
[comment_count] => 0
[filter] => raw
)
[1] => WP_Post Object
(
[ID] => 35916
[post_author] => 10
[post_date] => 2023-04-18 08:48:30
[post_date_gmt] => 2023-04-18 06:48:30
[post_content] =>
Met de inwerkingtreding van de Omgevingswet op 1 januari 2024 doet in plaats van het bestemmingsplan het omgevingsplan zijn intrede. In een eerdere bijdrage in deze blogreeks van BG.legal over de Omgevingswet is uiteengezet dat het omgevingsplan een bredere strekking heeft dan het bestemmingsplan. Dit laat onverlet dat het in de praktijk zal blijven voorkomen dat een beoogde (her)ontwikkeling niet past binnen het omgevingsplan. Hier wordt kort ingegaan op de mogelijkheid die er is om af te wijken van het omgevingsplan.
Omgevingsvergunning voor een ‘buitenplanse omgevingsplanactiviteit’
De Omgevingswet introduceert het begrip ‘omgevingsplanactiviteit’ In de vorige bijdrage in deze blogreeks is ingegaan op de omgevingsplanactiviteit. De buitenplanse omgevingsplanactiviteit is een activiteit die niet voldoet aan de regels in het omgevingsplan. Een buitenplanse omgevingsplanactiviteit betreft dus een activiteit waarvoor in het omgevingsplan is bepaald dat het
verboden is deze zonder omgevingsvergunning te verrichten en die in strijd is met het omgevingsplan of het is een andere (dan in de Omgevingswet zonder vergunning verboden) activiteit die in strijd is met het omgevingsplan.
Met een vergunning voor een buitenplanse omgevingsplanactiviteit kan worden
afgeweken van de regels die in het omgevingsplan zijn opgenomen.
Overigens kan natuurlijk ook een omgevingsplan worden gewijzigd. Dit wordt hier niet besproken.
Procedure
De Omgevingswet voorziet als uitgangspunt in de reguliere procedure voor de verlening van alle omgevingsvergunningen. Dus in beginsel ook voor een omgevingsvergunning voor een buitenplanse omgevingsplanactiviteit.
Maar het bevoegd gezag kan echter op grond van de Omgevingswet de uniforme openbare voorbereidingsprocedure van toepassing verklaren op de voorbereiding van de
beslissing op aanvraag voor en omgevingsvergunning voor een buitenplanse omgevingsplanactiviteit. Namelijk als het gaat om een activiteit die aanzienlijke gevolgen heeft of kan hebben voor de fysieke leefomgeving en waartegen naar verwachting verschillende belanghebbenden bedenkingen zullen hebben.
Het betreft hier een discretionaire bevoegdheid van het college dat dan ook beoordelingsruimte heeft om te beslissen of aan voornoemde
criteria is voldaan. Zo ja, kan de uniforme openbare voorbereidingsprocedure (alsnog) van toepassing worden verklaard op de aanvraag voor een buitenplanse omgevingsplanactiviteit.
Beoordeling aanvraag omgevingsvergunning buitenplanse omgevingsplanactiviteit
Het bevoegd gezag moet beoordelen of de aangevraagde buitenplanse omgevingsplanactiviteit in verband met 'een evenwichtige toedeling van functies aan locaties', al dan niet door het stellen van voorschriften, aanvaardbaar wordt geacht. De beoordelingsregels voor de omgevingsplanactiviteit zijn opgenomen in het Besluit kwaliteit leefomgeving (Bkl). Aan het besluit moet een
deugdelijke motivering ten grondslag worden gelegd. Er moet worden gemotiveerd waarom het afwijken van het omgevingsplan met het oog op een evenwichtige toedeling van functies aan locaties toch aanvaardbaar wordt geacht. Hoe groter de inbreuk van de activiteit op een omgevingsplan, hoe uitgebreider de motivering van het college moet zijn.
Ook moet de aanvraag worden getoetst aan de instructieregels voor het omgevingsplan die zijn opgenomen in hoofdstuk 5 van het Bkl. Dit betreft
instructieregels met het oog op een evenwichtige toedeling van functies aan locaties en genoemd hoofdstuk heeft aan welke regels gelden voor (de vaststelling van) het omgevingsplan. Deze regels zijn van overeenkomstige toepassing verklaard op omgevingsvergunningen voor buitenplanse omgevingsplanactiviteiten.
Verder is weigering van de aanvraag voor een omgevingsvergunning voor een buitenplanse omgevingsplanactviteit is aan de orde als verlening zou leiden tot een situatie die niet is toegestaan op grond van de (Rijks)regels, een eventuele instructie van provincie of het Rijk, of omdat een voorbeschermingsregel geldt, of omdat de uit voering van een projectbesluit van provincie of het Rijk wordt belemmerd.
Rol van de gemeenteraad
Het college is in beginsel het bevoegd gezag voor de verlening van een omgevingsvergunning. Maar de gemeenteraad kan gevallen van buitenplanse omgevingsplanactiviteiten aanwijzen waarvoor een advies van de gemeenteraad nodig is. Het advies van de gemeenteraad is dan bindend voor het besluit op de aanvraag.
Conclusie
Voor het afwijken van het omgevingsplan is in de Omgevingswet voorzien in een voor het college flexibel instrument van de omgevingsvergunning voor een ‘buitenplanse omgevingsplanactiviteit’. De benodigde toestemming voor een (her)ontwikkeling die niet past binnen de regels van het omgevingsplan kan worden gegeven met het oog op een evenwichtige toedeling van functies aan locaties.
Voor vragen over het afwijken van het omgevingsplan kunt u
contact opnemen met één van de specialisten van de
sectie Vastgoed en Omgeving van BG.legal.
Lees hier de artikelen uit de blogreeks:
Deel 1: De Omgevingsvisie
Deel 2: Doel en opbouw van de Omgevingswet
Deel 3: Algemene rijksregels en decentrale regels
Deel 4: Het Omgevingsplan
Deel 5: Het programma onder de Omgevingswet
Deel 6: De omgevingsplanactiviteit
Deel 7: Afwijken van het omgevingsplan
Deel 8: Vergunningvrij bouwen onder de Omgevingswet
Deel 9: Participatie onder de Omgevingswet
Deel 10: Instructies en instructieregels Provincie
Deel 11: Het projectbesluit
Deel 12: Planschade onder de Omgevingswet
Deel 13: Geluid onder de Omgevingswet
Deel 14: Handhaving onder de Omgevingswet
Deel 15: De Bruidsschat en overgangsrecht

[post_title] => Afwijken van het omgevingsplan
[post_excerpt] =>
[post_status] => publish
[comment_status] => open
[ping_status] => open
[post_password] =>
[post_name] => afwijken-van-het-omgevingsplan
[to_ping] =>
[pinged] =>
[post_modified] => 2024-03-27 11:32:57
[post_modified_gmt] => 2024-03-27 10:32:57
[post_content_filtered] =>
[post_parent] => 0
[guid] => https://bg.legal/?p=35916
[menu_order] => 0
[post_type] => post
[post_mime_type] =>
[comment_count] => 0
[filter] => raw
)
[2] => WP_Post Object
(
[ID] => 35848
[post_author] => 39
[post_date] => 2023-04-14 08:59:06
[post_date_gmt] => 2023-04-14 06:59:06
[post_content] => In zijn arrest van 26 november 2021,
ECLI:NL:HR:2021:1778 (Didam), heeft de Hoge Raad kort gezegd overwogen dat een overheidslichaam op grond van artikel 3:14 BW bij het aangaan en uitvoeren van privaatrechtelijke overeenkomsten de algemene beginselen van behoorlijk bestuur, waaronder het
gelijkheidsbeginsel, in acht moeten nemen. Het gelijkheidsbeginsel brengt met zich dat overheidslichamen bij grondtransacties,
mededingingsruimte moeten bieden aan potentiële gegadigden, door middel van een selectieprocedure
[1] met objectieve, toetsbare en redelijke criteria, op grond waarvan een koper wordt geselecteerd. Slechts indien er op voorhand op grond van voormelde criteria duidelijk is dat slechts
één serieuze gegadigde bestaat, dan hoeft het overheidslichaam géén selectieprocedure te organiseren, en staat een een-op-een verkoop vrij.
Voor een verdere uiteenzetting van (de gevolgen van) het Didam-arrest verwijs ik naar
een eerder blog van mijn collega Rik Wevers. Eveneens in een
eerder blog stonden wij stil bij de selectieprocedure en de wijze waarop een overheidslichaam grip kan houden op deze procedure door gebruik te maken van de nodige
beleidsruimte zodat in wezen één serieuze kandidaat resteert. Dit kan begrijpelijkerwijs niet zover gaan dat het overheidslichaam in wezen toeschrijft naar de beoogde kandidaat, maar dit laat de hiervoor besproken beleidsruimte onverlet.
Sanctie op schending gelijkheidsbeginsel
Relevant is welke gevolgen de schending van de regels van het Didam-arrest hebben op reeds gesloten koopovereenkomsten. Dient dit
nietigheid of vernietigbaarheid in de zin van artikel 3:40 lid 2 BW te zijn? In de literatuur is eerder betoogd dat dit nietigheid moet zijn.
[2] De Voorzieningenrechter van de rechtbank Midden-Nederland sloot in zijn vonnis van 22 maart 2023,
ECLI:NL:RBMNE:2023:1244 bij deze visie aan en overwoog dat de sanctie op schending van artikel 3:14 BW nietigheid is, nu de schending van het gelijkheidsbeginsel er juist toe strekt derden die niet bij de transactie betrokken zijn te
beschermen (r.o. 3.24 e.v.). Daar valt veel voor te zeggen, maar leidt evenwel tot enorme onzekerheid voor overeenkomsten die reeds jaren geleden zijn gesloten.
Het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden kiest in zijn arrest van 4 april 2023,
ECLI:NL:GHARL:2023:2796 een andere lijn en overwoog dat de sanctie op het niet naleven van het gelijkheidsbeginsel vernietigbaarheid van de koopovereenkomst oplevert (r.o. 3.7). Het hof sluit in zijn overwegingen aan bij de bestendige rechtspraak in het
aanbestedingsrecht en past dit naar analogie toe. Het verschil is praktisch relevant nu in geval van vernietigbaarheid ‘slechts’ derden (veelal de uitgesloten marktpartij(en) de vernietiging van de koopovereenkomst kunnen inroepen.
Schadeplichtig?
Het hof veroordeeld ten slotte de gemeente tot schadevergoeding vanwege het in strijd met artikel 3:14 BW (wegens schending gelijkheidsbeginsel) aangaan van de koopovereenkomst, hetgeen een onrechtmatige daad tegen de gepasseerde marktpartij oplevert (in dit geval een concurrerende supermarktexploitant die de grond voor de bouw en exploitatie van een nieuwe supermarktlocatie niet verwierf). Het hof overweegt tevens dat de koper niet zelfstandig onrechtmatig handelt.
[1] Voor meer informatie over de selectieprocedure, verwijs ik naar dit blog: https://bg.legal/gelijke-kansen-bij-verkoop-overheidsvastgoed-deel-ii
[2] S.E. Bartels, “Zijn Didam-strijdige overeenkomsten nietig?”, WPNR 2023/7392.

[post_title] => Sanctie op schending Didam-regels
[post_excerpt] =>
[post_status] => publish
[comment_status] => open
[ping_status] => open
[post_password] =>
[post_name] => sanctie-op-schending-didam-regels
[to_ping] =>
[pinged] =>
[post_modified] => 2023-04-14 09:52:37
[post_modified_gmt] => 2023-04-14 07:52:37
[post_content_filtered] =>
[post_parent] => 0
[guid] => https://bg.legal/?p=35848
[menu_order] => 0
[post_type] => post
[post_mime_type] =>
[comment_count] => 0
[filter] => raw
)
[3] => WP_Post Object
(
[ID] => 35841
[post_author] => 73
[post_date] => 2023-04-13 11:29:00
[post_date_gmt] => 2023-04-13 09:29:00
[post_content] => De regering wil de integriteit van de zorg verbeteren en zorgen dat zorggeld daadwerkelijk wordt besteed aan de zorgverlening. Met een nieuw wetsvoorstel worden (vergaande) regels geïntroduceerd. In dit artikel worden de belangrijkste gevolgen voor de zorgaanbieder op een rij gezet.
Wat is de Wibz?
De Wet Integere Bedrijfsvoering zorg- en jeugdhulpaanbieders (Wibz) heeft als doel om de
kwaliteit en veiligheid van de zorg te verbeteren door het bevorderen van een integere bedrijfsvoering bij zorgaanbieders.
Het wetsvoorstel bevat de introductie van publiekrechtelijk toezicht op onderdelen van bedrijfsvoering die raken aan de kwaliteit, betaalbaarheid en
toegankelijkheid van de zorg en jeugdhulp. Tevens worden regels geïntroduceerd met voorwaarden en aanscherpingen voor winstuitkeringen en vergunningsvoorwaarden.
Wat zijn de belangrijkste wijzigingen?
- Er komen extra weigerings- en intrekkingsgronden voor de WTZa-vergunning.
De vergunningsvoorwaarden die momenteel in de WTZa staan opgenomen zijn voornamelijk
gericht op het hebben van een intern toezichthouder, het voldoen aan belangrijke randvoorwaarden omtrent de kwaliteit van de zorg, het hebben van een cliëntenraad en een transparantie financiële bedrijfsvoering.
Met het wetsvoorstel zouden deze uitgebreid worden op de volgende punten:
- Tegenstrijdige belangen: Met de Wibz hoeft er niet langer een relatie te zijn met de kwaliteit of de rechtmatigheid van de zorg. Het enkel hebben van tegenstrijdig belang kan al voldoende zijn om de vergunning te weigeren of in te trekken;
- Leveren van goede zorg: Indien herhaaldelijk niet is voldaan aan de eisen van goede zorg komt de mogelijkheid om een vergunning van een zorginstelling in te trekken;
- Disfunctioneren in het verleden: In de huidige situatie moet aangetoond worden dat een zorgaanbieder niet zal voldoen aan de wettelijke eisen. Het enkele feit dat een bestuurder in het verleden heeft gedisfunctioneerd is onvoldoende. Met het wetsvoorstel verandert dat. Tevens is het nieuw dat de intrekkingsgronden betrekking hebben op personen met feitelijke zeggenschap;
- Deugdelijke administratie: Momenteel kan een vergunning alleen worden geweigerd of worden ingetrokken indien er onrechtmatig wordt gedeclareerd. Bij nieuwe zorgaanbieders is dat niet aan te tonen. Met het wetsvoorstel wordt het de eis dat de zorgaanbieder een deugdelijke administratie bijhoudt;
- Goed en rechtmatig functioneren is onvoldoende geborgd: Deze nieuwe bepaling is een vangnetbepaling indien niet op voorgaande punten de vergunning geweigerd of ingetrokken kan worden maar wel sprake is van ‘zodanige omstandigheden dat een goed en rechtmatig functioneren van de zorgaanbieder redelijkerwijs onvoldoende is geborgd’.
Dit zijn verstrekkende
nieuwe gronden. Zonder een vergunning kan een zorginstelling geen zorg verlenen. Indien er zorg wordt verleend zonder vergunning kan er bijvoorbeeld een bestuurlijke boete worden opgelegd.
- Wettelijke norm ter voorkoming van negatieve gevolgen van tegenstrijdige belangen
Zorg- en jeugdhulpaanbieders hebben verschillende belangen te behartigen. Zo hebben zij het belang van de organisatie, het te behartigen
maatschappelijk belang en het belang van de daarbij betrokken belanghebbenden.
Indien een bestuurder direct of indirect persoonlijk belang heeft dat tegenstrijdig is met die belangen, mag hij
niet deelnemen aan de besluitvorming. Deze regeling sluit aan op de regeling van Boek 2 BW. Maar door de tegenstrijdig belang regeling op te nemen in de Wmg is er een wettelijke grondslag, ongeacht welke rechtsvorm de zorgverlener heeft.
- Een wettelijke norm ter waarborging van de normale marktvoorwaarden
De norm ‘normale marktvoorwaarden’ is een norm die als aanvulling dient op de normen ter voorkoming van negatieve gevolge van tegenstrijdige belangen. Met de voorgestelde regeling worden de eisen omtrent transparante bedrijfsvoering uitgebreid.
Indien een lid van de intern toezichthouder, een bestuurslid en/of een aandeelhouder een direct of indirect financieel belang heeft bij een transactie, moet de zorgaanbieder
schriftelijk vast leggen op welke wijze is gewaarborgd dat er sprake is van normale marktvoorwaarden.
Het gaat dan uitsluitend om transacties die van betekenis zijn. Dit zijn transacties die
invloed hebben op de financiële positie van de zorgaanbieder of jeugdhulpaanbieder, omdat ze significante risico’s of voordelen voor de financiële bedrijfsvoering kunnen meebrengen.
Een voorbeeld is een vastgoedtransactie. Daarbij kunnen de normale marktvoorwaarden gewaarborgd worden doordat tenminste één onafhankelijke taxatie op het vastgoedobject wordt uitgevoerd, voordat het object vervreemd wordt. Deze onafhankelijke taxatie moet dan vervolgens leidend zijn bij het bepalen van de koopprijs van het object.
- Verbod op winstuitkering in de zorg
In het wetsvoorstel is ook een
winstuitkeringsverbod opgenomen. Als het wetsvoorstel wordt aangenomen, zal de Wmg bepalen dat zorgaanbieders geen winst mogen uitkeren, tenzij de zorgvorm die zij leveren expliciet is aangewezen in lagere regelgeving als een uitzondering op het winstverbod.
Met de Wibz wordt aangesloten bij de zorg en de kenmerken daarvan. In de huidige situatie is het gekoppeld aan de instelling die zorg levert en de functionaris die daar werkt. Met de Wibz zal ofwel voor een gehele zorgsoort een winstuitkeringsverbod gelden, dan wel voor de gehele zorgsoort niet gelden.
De regels rond het
verbod op winstuitkering zien op zorgaanbieders die zijn verzekerd krachtens de Zvw of de Wlz.
Van winstuitkering is niet alleen sprake als er dividend wordt uitgekeerd. Ook onredelijke hoge vergoedingen voor geleverde goederen of diensten of voor verstrekte leningen kunnen als winstuiktering worden gezien.
- Voorwaarden aan winstuitkering
Voor de sectoren waar geen winstuitkeringsverbod geldt zal de mogelijkheid worden geïntroduceerd om voorwaarden te stellen aan de winstuitkering. Aan deze voorwaarden moet dan zijn voldaan, voordat er winstuitkering mogelijk is.
Voor welke sectoren dit gaat zijn, is nog niet bekend. De voorwaarden voor winstuitkering kunnen wel gaan gelden voor onderaannemers.
De NZa krijgt de
bevoegdheid om een aanwijzing op te leggen aan een zorgaanbieder indien een uitbetaalde winstuitkering in strijd met de voorwaarden was. De winstuitkering moet dan door de zorgaanbieder teruggevorderd worden.
Waarom worden deze nieuwe regels geïntroduceerd?
Het wetsvoorstel is een reactie op onder andere de excessen in uitgekeerde winsten in de zorg. Er is op dit punt afgelopen jaren veel media-aandacht geweest. Op dit moment zijn er volgens de regering
onvoldoende instrumenten om te voorkomen dat deze winsten ten koste gaan van de kwaliteit, betaalbaarheid en toegankelijkheid van de zorg respectievelijk de jeugdhulp.
Tevens zijn bedrijfsstructuren complexer geworden. Echter zijn in de wet slechts beperkte kaders vastgelegd voor goed bestuur. Hierdoor kunnen de toezichthouders slechts beperkt toezicht houden. Zo vormt de Governancecode Zorg 2022
geen zelfstandige publiekrechtelijke grondslag voor toezicht.
Complexe bedrijfsstructuren kunnen verschillende voordelen met zich meebrengen. Zo kan het goed zijn voor de efficiëntie omdat middelen beter benut worden. Het gevaar is, zo blijkt uit casuïstiek, dat er tegenstrijdige belangen kunnen ontstaan tussen bijvoorbeeld bestuurders en interne toezichthouders.
Misstanden in de bedrijfsvoering die in het verleden hebben plaatsgevonden raken de reputatie van de zorg in zijn geheel. Dit kan leiden tot een gebrek aan vertrouwen in de zorgsector. Met behulp van de nieuwe regels wil de regering de kwaliteit waarborgen en misstanden voorkomen of tijdig signaleren.
Moet u nu actie ondernemen?
Nee. Het betreft namelijk nog een
wetsvoorstel. Dit betekent dat het wetsvoorstel nog kan wijzigen. Indien het wetsvoorstel in de huidige vorm wordt aangenomen, zal het wetsvoorstel wel de nodige wijzigingen meebrengen bij zorg- en jeugdhulpaanbieders.
VWS heeft aangekondigd dat ernaar wordt gestreefd het wetsvoorstel op 1 januari 2025 in werking te laten treden. Wij zullen u van de ontwikkelingen op de hoogte houden en aangeven wanneer u actie moet ondernemen.
Conclusie
In dit artikel zijn de belangrijkste wijzigingen beschreven uit het wetsvoorstel ten aanzien van de Wet Integere Bedrijfsvoering zorg- en jeugdhulpaanbieders. De Wibz zal voor zorgaanbieders extra verplichtingen meebrengen met betrekking tot de bedrijfsvoering en het toezicht daarop. Dit kan extra administratieve en organisatorische lasten met zich meebrengen.
Inmiddels is er een grote hoeveelheid zorgspecifieke regelgeving. Voor zorgaanbieders kan het lastig zijn de regels te overzien en te doorgronden. Wij helpen u graag indien u tegen
problemen of vraagstukken aanloopt. Neem gerust
contact met ons op!

[post_title] => De Wibz; wat betekent het wetsvoorstel voor zorgaanbieders?
[post_excerpt] =>
[post_status] => publish
[comment_status] => open
[ping_status] => open
[post_password] =>
[post_name] => de-wibz-wat-betekent-het-wetsvoorstel-voor-zorgaanbieders
[to_ping] =>
[pinged] =>
[post_modified] => 2023-06-13 11:53:43
[post_modified_gmt] => 2023-06-13 09:53:43
[post_content_filtered] =>
[post_parent] => 0
[guid] => https://bg.legal/?p=35841
[menu_order] => 0
[post_type] => post
[post_mime_type] =>
[comment_count] => 0
[filter] => raw
)
[4] => WP_Post Object
(
[ID] => 35728
[post_author] => 74
[post_date] => 2023-04-12 15:52:01
[post_date_gmt] => 2023-04-12 13:52:01
[post_content] => Met de komst van de Omgevingswet zijn meerdere nieuwe begrippen geïntroduceerd, waaronder de “
omgevingsplanactiviteit”. Met de term worden activiteiten bedoeld die in het omgevingsplan zijn opgenomen en waarvoor regels zijn gesteld. Het gaat hierbij om activiteiten die gevolgen kunnen hebben voor de fysieke leefomgeving, zoals het bouwen van een huis, het aanleggen van een weg of het veranderen van een bestaand gebouw. De regels in het omgevingsplan geven bijvoorbeeld aan wat de maximale hoogte of breedte van een gebouw mag zijn, welke materialen gebruikt mogen worden en welke eisen er gesteld worden aan de inrichting van de openbare ruimte.
Onder de Omgevingswet bestaan een tweetal typen omgevingsplanactiviteiten, te weten de
binnenplanse omgevingsplanactivteit en de
buitenplanse omgevingsplanactiviteit. Welke ook wel respectievelijk OPA en BOPA worden genoemd.
Binnenplanse omgevingsplanactiviteit
Het eerste type, een binnenplanse omgevingsactiviteit [OPA], is een activiteit die voldoet aan de regels van het omgevingsplan, maar waarvoor toch een [omgevings]vergunning vereist is. De reikwijdte van de binnenplanse omgevingsplanactivteit is daarmee veel ruimer dan men onder het huidige recht [Wabo] gewend is.
Voor een binnenplanse omgevingsactiviteit gelden de beoordelingsregels zoals opgenomen in het omgevingsplan. Als de aanvraag voldoet aan die beoordelingsregels dan wordt de vergunning verleend, zo niet, dan wordt aanvraag vanzelf een aanvraag voor een buitenplanse omgevingsplanactiviteit en wordt deze als zodanig beoordeeld.
Een voorbeeld van een binnenplanse omgevingsactiviteit ter verduidelijking:
In een omgevingsplan is een
vergunningplicht voor het kappen van bomen met een diameter groter dan 30 cm opgenomen. In het omgevingsplan staan dan aanvraagvereisten en beoordelingsregels voor de aanvraag van een omgevingsvergunning. Het omgevingsplan kan ook nog algemene regels bevatten over het kappen van bomen. Bijvoorbeeld tijden waarop dit wel en niet mag.
Buitenplanse omgevingsplanactiviteit
Het tweede type, de buitenplanse omgevingsplanactiviteit, is een activiteit die niet voldoet aan de regels van het omgevingsplan en
niet vergunningvrij voor het bouwen is. Er zijn twee varianten
- een activiteit waarvoor het omgevingsplan bepaalt dat een vergunning nodig is, maar het volgens de beoordelingsregels niet mogelijk is de vergunning te verlenen
- een andere activiteit die in strijd is met het omgevingsplan
Voor een buitenplanse omgevingsactiviteit gelden de beoordelingsregels van het Besluit kwaliteit leefomgeving [Bkl]. Uit deze regels volgt dat bij de beoordeling van een buitenplanse omgevingsactiviteit door het bevoegd gezag moet worden beoordeeld of de beoogde activiteit in verband met een ‘evenwichtige toedeling van functies aan locaties’, al dan niet door het stellen van voorschriften, aanvaardbaar wordt geacht. Aan het besluit tot het verlenen van een omgevingsvergunning voor een buitenplanse omgevingsactiviteit moet dan ook een deugdelijke motivering ten grondslag worden gelegd. Hierbij geldt dat hoe groter de inbreuk van de activiteit op het omgevingsplan is, hoe uitgebreider de motivering moet zijn.
Daarnaast wordt de aanvraag ook beoordeeld aan de hand van de instructieregels voor het omgevingsplan van hoofdstuk 5 van het Bkl. Dit hoofdstuk bevat instructieregels met het oog op een evenwichtige toedeling van functies aan locaties. Verder dient de aanvraag te voldoen aan bepaalde [instructie]regels van de provincie of het Rijk.
Een tweetal voorbeelden van een buitenplanse omgevingsplanactiviteit ter illustratie
In
het omgevingsplan is een algemene regel opgenomen, die zegt dat bomen alleen in november en december gekapt mogen worden. Een aanvraag om in februari te mogen kappen, is dan een buitenplanse omgevingsplanactiviteit.
Uit de regels in het omgevingsplan volgt dat op een locatie alleen detailhandel is toegestaan. Wanneer een ondernemer de bebouwing op de locatie wil omzetten naar woningen, ontstaat er strijdigheid.
Conclusie
Wanneer de beoogde activiteit niet past in het omgevingsplan, kan een omgevingsvergunning voor een buitenplanse omgevingsactiviteit worden verleend met het oog op een evenwichtige toedeling van functies aan locaties. Het bevoegd gezag komt hierbij een ruime discretionaire bevoegdheid toe. Daarmee vormt de buitenplanse omgevingsplanactiviteit onder de Omgevingswet voor een flexibel instrument.
Lees hier de artikelen uit de blogreeks:
Deel 1: De Omgevingsvisie
Deel 2: Doel en opbouw van de Omgevingswet
Deel 3: Algemene rijksregels en decentrale regels
Deel 4: Het Omgevingsplan
Deel 5: Het programma onder de Omgevingswet
Deel 6: De omgevingsplanactiviteit
Deel 7: Afwijken van het omgevingsplan
Deel 8: Vergunningvrij bouwen onder de Omgevingswet
Deel 9: Participatie onder de Omgevingswet
Deel 10: Instructies en instructieregels Provincie
Deel 11: Het projectbesluit
Deel 12: Planschade onder de Omgevingswet
Deel 13: Geluid onder de Omgevingswet
Deel 14: Handhaving onder de Omgevingswet

[post_title] => De omgevingsplanactiviteit
[post_excerpt] =>
[post_status] => publish
[comment_status] => open
[ping_status] => open
[post_password] =>
[post_name] => de-omgevingsplanactiviteit
[to_ping] =>
[pinged] =>
[post_modified] => 2024-02-14 10:44:03
[post_modified_gmt] => 2024-02-14 09:44:03
[post_content_filtered] =>
[post_parent] => 0
[guid] => https://bg.legal/?p=35728
[menu_order] => 0
[post_type] => post
[post_mime_type] =>
[comment_count] => 0
[filter] => raw
)
[5] => WP_Post Object
(
[ID] => 35711
[post_author] => 46
[post_date] => 2023-04-07 08:53:36
[post_date_gmt] => 2023-04-07 06:53:36
[post_content] =>
Eerder schreven wij al over het zorginkoopproces. Recente hoge inflatie leidt tot tegengestelde belangen bij de zorgverzekeraars en de zorgaanbieders. Waar de zorgverzekeraar de premie en dus het inkooptarief laag wil houden, wil de zorgaanbieder een hoger tarief om zo de kosten te kunnen dekken. Deze tegengestelde belangen zorgen voor problemen tussen de zorgaanbieder en de zorgverzekeraar.
Op 7 maart 2023 publiceerde de Rechtspraak een
uitspraak waarin de voorzieningenrechter oordeelde dat zorgverzekeraars de verplichting hebben een reëel tarief aan te bieden aan zorgaanbieders. In dit artikel wordt deze uitspraak toegelicht.
Gestegen kosten zorgaanbieder
Deze zaak was tussen een aanbieder van thuiszorg en Zilveren Kruis. Partijen hadden een jarenlange contractuele relatie om aan verzekerden wijkverpleging te leveren. Door inflatie en de toenemende zorgvraag (vergrijzing) waren de kosten voor de zorgaanbieder gestegen. Het inkooptarief dat Zilveren Kruis hanteerde, was volgens de zorgaanbieder niet voldoende om de daadwerkelijke kosten te dekken. De zorgaanbieder vorderde een reëel, en dus kostendekkend, tarief. Dit tarief lag fors hoger dan het tarief dat Zilveren Kruis hanteerde.
Zorgverzekeraar is verplicht een reëel tarief aan te bieden aan zorgaanbieders
De voorzieningenrechter oordeelde dat de zorgverzekeraar verplicht is
een reëel tarief aan te bieden. Zonder reëel tarief is het voor de zorgaanbieder niet mogelijk om de gevraagde diensten te leveren met de vereiste kwaliteit en om te voldoen aan de afspraken die zijn gemaakt aan het Integraal Zorg Akkoord (IZA). Eerder schreven wij in
deze blog al over het IZA.
Ondanks dit oordeel van de voorzieningenrechter, werd de vordering van de zorgaanbieder niet toegewezen. De zorgaanbieder had niet voldoende onderbouwd waarom het hogere tarief reëel was. De verplichting om een reëel zorgtarief aan te bieden betekent niet dat de zorgverzekeraar ook gehouden is om voor de hoogte van het tarief aan te sluiten bij de kostenopgave aangeleverd door de zorgaanbieder.
Wat is een reëel tarief voor zorg?
Wat houdt deze verplichting dan wel in? Volgens de voorzieningenrechter moet de zorgverzekeraar een
tarief bieden dat een redelijk efficiënt zorgaanbieder in staat stelt om de diensten te leveren met de vereiste kwaliteit. Dit is een breed begrip waar nader invulling aan moet worden gegeven.
Contact
Heeft u als zorgaanbieder gedurende de contractperiode een discussie of geschil met een zorgverzekeraar? Wenst u advies gedurende de contractperiode? Neem gerust contact op met een van
onze medewerkers.

[post_title] => Thuiszorgorganisatie vordert hoger tarief van zorgverzekeraar
[post_excerpt] =>
[post_status] => publish
[comment_status] => open
[ping_status] => open
[post_password] =>
[post_name] => thuiszorgorganisatie-vordert-hoger-tarief-van-zorgverzekeraar
[to_ping] =>
[pinged] =>
[post_modified] => 2023-06-14 11:07:13
[post_modified_gmt] => 2023-06-14 09:07:13
[post_content_filtered] =>
[post_parent] => 0
[guid] => https://bg.legal/?p=35711
[menu_order] => 0
[post_type] => post
[post_mime_type] =>
[comment_count] => 0
[filter] => raw
)
[6] => WP_Post Object
(
[ID] => 35700
[post_author] => 2
[post_date] => 2023-04-06 10:32:33
[post_date_gmt] => 2023-04-06 08:32:33
[post_content] =>
Inleiding
Op 1 januari 2024 treedt de Omgevingswet in werking. In die wet ligt voor de inrichting van de fysieke leefomgeving de nadruk op
kerninstrumenten als het
omgevingsplan en de
omgevingsvisie.
In dit artikel wordt ingegaan op het programma als kerninstrument van de Omgevingswet. Voor het bereiken van de doelen voor de fysieke leefomgeving worden in het omgevingsplan regels gesteld. Deze regels worden opgenomen met het oog op een evenwichtige toedeling van functies aan locaties. Onder de huidige Wet ruimtelijke ordening (Wro) draait alles nog om het begrip “een goede ruimtelijke ordening”. Het begrip de fysieke leefomgeving komt daarvoor dus in de plaats. Naast de regels van het omgevingsplan kunnen de programma’s een belangrijke rol spelen bij het bereiken van doelstellingen voor de fysieke leefomgeving.
Het programma
Een
programma wordt door het college van B&W, het algemeen bestuur van een waterschap, gedeputeerde Staten van een provincie of door een minister die het aangaat, vastgesteld voor de uitwerking van strategische beleidskeuzes (artikel 3.4 Omgevingswet). In tegenstelling tot een omgevingsvisie, die meer strategisch omgevingsbeleid vastlegt, is een programma vooral
uitvoeringsgericht. De nadruk ligt op het tijdig bereiken van de beleidsdoelen voor het desbetreffende aspect van de fysieke leefomgeving.
Het programma bevat voor één of meer onderdelen van de fysieke leefomgeving:
- een uitwerking van het te voeren beleid voor de ontwikkeling, het gebruik, het beheer, de bescherming of het behoud daarvan;
- maatregelen om aan één of meer omgevingswaarden te voldoen of een of meer andere doelstellingen voor de fysieke leefomgeving te bereiken (artikel 3.5 Omgevingswet).
Voorbeelden van programma’s onder de huidige Wro zijn de Luchtvaartnota 2020-2050 en het Programma Aanpak Stikstof 2015-2021 (PAS), waar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State bij uitspraak van 29 mei 2019
[1] een streep door heeft gehaald in het kader van de stikstofproblematiek. Het PAS zal dus niet terugkeren onder de Omgevingswet.
Type programma’s
Een programma kan opgesteld worden voor een onderdeel van de
fysieke leefomgeving, bijvoorbeeld de inrichting van het landschap, maar kan ook ingezet worden voor gebiedsontwikkeling. Bij
gebiedsontwikkeling zal de overheid in de regel beginnen met een omgevingsvisie waarin op grond van een integrale beschouwing keuzes op hoofdlijnen gemaakt worden voor de gewenste ontwikkelrichting van het plangebied. De omgevingsvisie kan ook een uitwerking in detail bevatten, maar er zal eerder behoefte zijn aan een gebiedsgerichte uitwerking. Dat kan dan in een programma met beleid voor deelgebieden. Voor bestuursorganen bestaat in principe geen verplichting om programma’s vast te stellen. Er bestaat dus beleidsvrijheid, tenzij een verplicht programma is voorgeschreven, bijvoorbeeld op grond van Europese regelgeving. Van een verplicht programma kan ook sprake zijn als uit monitoring blijkt dat niet, of niet meer voldaan wordt aan een omgevingswaarde of een overschrijving daarvan dreigt (artikel 3.10 Omgevingswet).
Naast verplichte programma’s in het geval dat omgevingswaarden overschreven (dreigen te) worden, kent de Omgevingswet
verplichte programma’s voor gemeentes, provincies, waterschappen en voor de rijksoverheid. Dan moet gedacht worden aan programma’s voor (grootschalige) infrastructuur zoals wegen, het spoor en luchthavens. Op rijksniveau dient dan een programma opgesteld te worden voor beleid om bijvoorbeeld omgevingslawaai tegen te gaan. Niet alleen voor de snelwegen, de hoofdspoorwegen, maar ook voor de luchthaven Schiphol. Voor de rijksoverheid kan dan ook gedacht worden aan stroomgebiedsbeheerplannen, overstromingsrisicobeheerplannen en een nationaal waterprogramma.
Wie zijn gebonden aan programma’s
Aangezien een programma geen regels bevat die de burger binden, is in beginsel alleen het bestuursorgaan dat het programma uitvaardigt daaraan gebonden. De consequentie daarvan is dat tegen een programma in principe geen beroep openstaat bij de bestuursrechter. Dat is slechts anders in het geval dat een onderdeel van het programma een rechtstreekse titel geeft voor het uitvoeren van activiteiten. Een programma wordt wel voorbereid met de zogenaamde uniforme openbare voorbereidingsprocedure waarbij door burgers een
inspraakreactie (zienswijze) naar voren kan worden gebracht.
Conclusie
Programma’s zijn in de regel uitvoeringsgericht en bevatten
beleid voor de ontwikkeling, het gebruik, het beheer, de bescherming of het behoud van een of meer onderdelen van de fysieke leefomgeving, of maatregelen om aan één of meer omgevingswaarden te voldoen, of om een of meer andere doelstellingen voor de fysieke leefomgeving te bereiken.
[1] Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State 29 mei 2019, ECLI:NL:RVS:2019:1603 en 1604
Lees hier de artikelen uit de blogreeks:
Deel 1: De Omgevingsvisie
Deel 2: Doel en opbouw van de Omgevingswet
Deel 3: Algemene rijksregels en decentrale regels
Deel 4: Het Omgevingsplan
Deel 5: Het programma onder de Omgevingswet
Deel 6: De omgevingsplanactiviteit
Deel 7: Afwijken van het omgevingsplan
Deel 8: Vergunningvrij bouwen onder de Omgevingswet
Deel 9: Participatie onder de Omgevingswet
Deel 10: Instructies en instructieregels Provincie
Deel 11: Het projectbesluit
Deel 12: Planschade onder de Omgevingswet
Deel 13: Geluid onder de Omgevingswet
Deel 14: Handhaving onder de Omgevingswet
Deel 15: De Bruidsschat en overgangsrecht

[post_title] => Het programma onder de Omgevingswet
[post_excerpt] =>
[post_status] => publish
[comment_status] => open
[ping_status] => open
[post_password] =>
[post_name] => het-programma-onder-de-omgevingswet
[to_ping] =>
[pinged] =>
[post_modified] => 2024-03-27 11:33:28
[post_modified_gmt] => 2024-03-27 10:33:28
[post_content_filtered] =>
[post_parent] => 0
[guid] => https://bg.legal/?p=35700
[menu_order] => 0
[post_type] => post
[post_mime_type] =>
[comment_count] => 0
[filter] => raw
)
[7] => WP_Post Object
(
[ID] => 35665
[post_author] => 10
[post_date] => 2023-04-03 10:04:25
[post_date_gmt] => 2023-04-03 08:04:25
[post_content] =>
In het zogenaamde Didam-arrest van de Hoge Raad van 26 november 2021 (ECLI:NL:HR:2021:1778) is bepaald dat bij de verkoop van een onroerende zaak door een overheidslichaam (denk aan bijvoorbeeld een gemeente of provincie), er de verplichting geldt om aan de hand van een openbare selectieprocedure mededingingsruimte en transparantie te bieden. De uitzondering hierop is als bij voorbaat vaststaat of redelijkerwijs mag worden aangenomen dat op grond van objectieve, toetsbare en redelijke criteria, er slechts één serieuze gegadigde in aanmerking komt.
Een tot nu toe in de rechtspraak en literatuur onderbelicht punt is hoeveel een partij die een beroep doet op het Didam-arrest moet vertellen en uitleggen om haar vordering te ondersteunen (stelplicht). De rechtbank Oost-Brabant heeft over die stelplicht een interessante uitspraak gedaan.
Feiten
De gemeente Land van Cuijk heeft een voormalig defensieterrein en een bosperceel (tezamen: het “perceel”) verkocht. Eiseres die een bedrijfsvestiging heeft in de buurt van het perceel had eerder met de gemeente contact opgenomen met het plan om het perceel te kopen met oog op natuurbehoud en klimaat.
Kort na het aangaan van de koopovereenkomst stuurt eiseres een brief naar de gemeente met het verzoek om een
procedure op te zetten conform het Didam-arrest waarin eiseres dan zou mogen meedoen om het perceel eventueel te kopen.
Eiseres vordert dat voor recht wordt verklaard dat de koopovereenkomst nietig is en dat de gemeente wordt veroordeeld tot een kortgezegd, een
openbare selectieprocedure. Eiseres beroept zich op het Didam-arrest.
Juridische beoordeling
Een belangrijk thema volgens de rechtbank, is hoeveel een partij die een beroep doet op het Didam-arrest moet vertellen en uitleggen om haar vordering te ondersteunen (stelplicht). De Hoge Raad is op die stelplicht
niet ingegaan in het Didam-arrest.
De rechtbank wijst op het IATA-arrest dat gaat over de stelplicht op het terrein van het mededingingsrecht en de nietigheid van overeenkomsten. Uit dat arrest volgt dat degene die zich op het standpunt stelt dat een ander in strijd met het mededingingsrecht handelt, dit dient te onderbouwen met de relevante (economische) feiten en omstandigheden, opdat een voldoende adequaat en gefundeerd (economisch) partijdebat en daaropvolgend
rechterlijk oordeel mogelijk worden gemaakt.
De vraag naar de mate waarin (economische) feiten en omstandigheden in een concrete zaak dienen te worden gesteld en, bij betwisting, dienen te worden onderbouwd, kan niet in algemene zin worden beantwoord, omdat zulks afhangt van de omstandigheden van het geval, waaronder de aard en ernst van de gestelde
inbreuk en de complexiteit van de betrokken markten. Aldus het IATA-arrest.
De rechtbank overweegt dat gelet op het IATA-arrest de stelplicht dus afhangt van alle omstandigheden van het concrete geval. De eisende partij moet haar verhaal heel goed uitleggen, met concrete informatie, zodat een debat en een toetsing mogelijk zijn. De eisende partij moet “inzicht gegeven in de voor de beoordeling essentiële feiten en omstandigheden”, “opdat een voldoende adequaat en gefundeerd (…) partijdebat en daaropvolgend rechterlijk oordeel mogelijk worden gemaakt”. De rechtbank vindt dat de benadering uit het IATA-arrest zich leent voor
toepassing in de context van het Didam-arrest.
De rechtbank overweegt dat de stelplicht zich wat betreft het Didam-arrest toespitst op de term “(potentiële) gegadigden”. De gemeente heeft enkele verplichtingen tegenover deze groep personen, als zo’n groep bestaat, aldus het Didam-arrest. De gemeente heeft hier gemotiveerd betwist dat eiseres tot zo’n groep behoort. De gemeente wijst op de koopovereenkomst, als vastlegging van de eisen/randvoorwaarden die zij stelt. Eiseres voldoet niet aan die randvoorwaarden, aldus de gemeente. De rechtbank vindt dat een gemotiveerde onderbouwing van het standpunt van de gemeente dat eiseres
geen (potentieel) gegadigde is.
De rechtbank is van oordeel dat eiseres om aan haar stelplicht te voldoen, vóór of tijdens deze procedure, een
deugdelijk en geloofwaardig plan moest presenteren op enkele punten:
o Waar wil zij het perceel voor gebruiken?
o Welke (maatschappelijke) doelstellingen wil zij daarmee bereiken?
o Is zij bereid bestaande gebruikers [die zijn er in dit geval] te respecteren, en zo ja, hoe?
o Welke prijs kan/wil zij betalen voor het perceel?
o Kan/wil zij de overige bepalingen, zoals vastgelegd in de koopovereenkomst, respecteren, en/of heeft zij andere wensen/eisen/ideeën, die zodanig zijn dat de gemeente daar serieus over moet nadenken, als alternatief voor het plan van degene aan wie de gemeente het perceel heeft verkocht?
Uit de mondelinge behandeling blijkt dat eiseres heeft aangegeven de cultuurhistorische waarde te willen borgen, het plan pas zal blijken op het moment van de start van de selectieprocedure en het idee voor wat betreft de ontwikkeling van het perceel is “het bos het bos te laten”, en het voormalig defensieterrein een meer toeristisch karakter te geven, waarbij het ook mogelijk wordt te overnachten in bijvoorbeeld eco vriendelijke nomadententen en tiny houses.
De gemeente heeft aangegeven dat hiermee eiseres niet voldoet aan de randvoorwaarden omdat het verblijf neerkomt op toerisme, terwijl de gemeente (met overigens de Provincie) natuurbehoud en klimaat centraal stelt (naast eerbiediging van bestaande rechten – hondenclub, politietrainingen, paar dienstwoningen).
De rechtbank constateert dat eiseres alleen maar in algemene bewoordingen haar interesse heeft kenbaar gemaakt. Dat is
niet genoeg. Eiseres heeft geen concreet, deugdelijk, geloofwaardig plan gepresenteerd, als alternatief voor het plan van degene aan wie er verkocht is. Eiseres heeft ter onderbouwing van haar vorderingen onvoldoende gesteld waardoor vanwege dit formele punt, haar vorderingen worden afgewezen.
Conclusie
Los van de juridische discussie die ongetwijfeld gevoerd kan worden over de hier door de rechtbank vrij streng gehanteerde eisen aan de stelplicht, feit is dat eiseres een onvoldoende concreet plan had voor het perceel en ook niet voldeed aan de in de koopovereenkomst vastgelegde randvoorwaarden. Hiermee kwalificeert eiseres dus niet als potentieel gegadigde die had moeten kunnen meedingen naar het verwerven van het perceel. Het doen van een enkel beroep op het Didam-arrest volstaat dan niet.
Om het Didam-arrest mogelijk wel succesvol te kunnen inroepen en aan de genoemde ‘stelplicht’ te voldoen is het dus geboden om de (eerder kenbaar gemaakte) interesse in de onroerende zaak te kunnen onderbouwen met een voldoende concreet plan dat aansluit op de randvoorwaarden die de overheid stelt voor de verkoop van de onroerende zaak. Immers, in dat geval kan men als een serieuze gegadigde gelden die via een selectieprocedure
in aanmerking moet kunnen komen voor het mogelijk van verwerven van de onroerende zaak.

[post_title] => Stelplicht bij beroep op Didam-arrest
[post_excerpt] =>
[post_status] => publish
[comment_status] => open
[ping_status] => open
[post_password] =>
[post_name] => stelplicht-bij-beroep-op-didam-arrest
[to_ping] =>
[pinged] =>
[post_modified] => 2023-04-03 10:05:34
[post_modified_gmt] => 2023-04-03 08:05:34
[post_content_filtered] =>
[post_parent] => 0
[guid] => https://bg.legal/?p=35665
[menu_order] => 0
[post_type] => post
[post_mime_type] =>
[comment_count] => 0
[filter] => raw
)
[8] => WP_Post Object
(
[ID] => 35647
[post_author] => 46
[post_date] => 2023-03-31 15:21:19
[post_date_gmt] => 2023-03-31 13:21:19
[post_content] => Uit artikel 6:646 lid 1 BW volgt dat een werkgever bij het opstellen van arbeidsvoorwaarden geen onderscheid mag maken tussen mannen en vrouwen. Gelijk werk moet ook gelijk worden beloond. Toch blijkt dat ondanks deze regelgeving er sprake is van een loonkloof. In de Europese unie verdienen mannen gemiddeld 14% meer dan vrouwen. Om deze kloof te dichten is op 30 maart 2023 door de Europese Commissie een
nieuwe richtlijn aangenomen. In deze blog zullen de relevante regels uit deze nieuwe richtlijn worden uiteengezet.
Doelstellingen van de richtlijn
De richtlijn heeft als doel om
beloningsdiscriminatie te voorkomen. Beloningsdiscriminatie houdt in dat een werkgever mannen en vrouwen ongelijk beloont voor gelijkwaardig werk. De richtlijn betreft directe en indirecte discriminatie, over het verschil tussen deze twee schreven wij al eerder in
deze blog.
Daarnaast heeft de richtlijn als doel om het recht op gelijke beloning afdwingbaar te maken voor werknemers. Door verschillen in beloning makkelijker achterhaalbaar te maken kunnen werknemers mogelijke discriminatie beter opsporen en aantonen. Dit in combinatie met een
bewijslast die bij de werkgever komt te liggen, moet ervoor zorgen dat werknemers eerder een loonvordering krijgen toegewezen.
Ook is het de bedoeling dat door een
verplichting tot transparantie werkgevers met hun neus op de feiten worden gedrukt en zij daardoor bewuster worden van de loonkloof. De hoop is dat dit werkgevers aanspoort om gelijk te belonen.
Relevante regels uit de richtlijn
Uit de richtlijn volgt een reeks aan bepalingen die bovengenoemde doelstellingen moeten realiseren. Deze regels bepalen hoe werkgevers moeten communiceren over loon en welke informatie gedeeld moet worden. Hieronder volgt een overzicht van enkele voor werkgevers relevante bepalingen:
- Transparantie tijdens sollicitatie (artikel 5)
Sollicitanten moeten informatie ontvangen van de werkgever over het loonniveau of de loonschaal. Deze loonschaal moet gebaseerd zijn op objectieve en genderneutrale criteria. De werkgever kan op twee manieren deze informatie verstrekken:
a. De informatie in de vacature vermelden; of
b. Voorafgaand aan het sollicitatiegesprek de informatie verstrekken.
- Transparantie over het beleid rondom beloning (artikel 6)
De werkgever stelt aan werknemer een begrijpelijke beschrijving ter beschikking van genderneutrale criteria die bepalen hoe werknemers beloond worden en hoe de loopbaanontwikkeling werkt.
- Recht op informatie (artikel 7)
Werknemer heeft recht op informatie over zijn individuele beloningsniveau en de naar geslacht uitgesplitste beloningsniveaus voor categorieën van werknemers die arbeid verrichten die gelijk of gelijkwaardig is aan die van de werknemer.
- Rapportage over beloningsverschillen (artikel 8)
Werkgevers met ten minste 250 werknemers moeten een rapportage maken over de beloningsverschillen tussen vrouwelijke en mannelijke werknemers binnen de organisatie.
Schadevergoeding bij niet nakomen van de verplichtingen uit de richtlijn
Wanneer een werknemer stelt dat werkgever zich niet aan bovengenoemde
verplichtingen heeft gehouden dan is het aan de werkgever om te bewijzen dat er geen beloningsdiscriminatie heeft plaatsgevonden. Als werkgever dit niet kan aantonen en als er door de werknemer schade is gelegen als gevolg van een onterecht verschil in beloning, dan zal werkgever deze schade moeten vergoeden.
Een hoop nieuwe regels waar de werkgever mee geconfronteerd gaat worden. Bij vragen over gelijke beloning en de communicatie daarover kunt u contact opnemen met
Marlies Hol, advocaat arbeidsrecht bij BG.legal.

[post_title] => Europese richtlijn gelijke beloning en loontransparantie
[post_excerpt] =>
[post_status] => publish
[comment_status] => open
[ping_status] => open
[post_password] =>
[post_name] => europese-richtlijn-gelijke-beloning-en-loontransparantie
[to_ping] =>
[pinged] =>
[post_modified] => 2023-06-14 11:08:03
[post_modified_gmt] => 2023-06-14 09:08:03
[post_content_filtered] =>
[post_parent] => 0
[guid] => https://bg.legal/?p=35647
[menu_order] => 0
[post_type] => post
[post_mime_type] =>
[comment_count] => 0
[filter] => raw
)
[9] => WP_Post Object
(
[ID] => 35632
[post_author] => 19
[post_date] => 2023-03-30 11:40:48
[post_date_gmt] => 2023-03-30 09:40:48
[post_content] =>
Huisvesting arbeidsmigranten
De huisvesting van arbeidsmigranten wordt steeds vaker als een probleem ervaren. Eerder
schreef ik daar al over. In [paraplu]bestemmingsplannen worden vaker beperkingen gesteld aan kamerbewoning [zie
deze blog]. Ook wordt van eigenaren steeds in toenemende mate een exploitatievergunning op grond van de APV vereist en een
huisvestingsvergunning. Of dat al niet genoeg is om de leefbaarheid te waarborgen, treedt binnenkort ook de
Wet goed verhuurderschap in werking op grond waarvan wéér een vergunningstelsel in het leven wordt geroepen. Vaak speelt bij al deze vergunningstelsel een goed woon- en leefklimaat een rol. Primair wordt dat echter in bestemmingsplannen afgewogen. Steeds vaker worden dan ook in het bestemmingsplan nadere regels gesteld over
kamerbewoning door arbeidsmigranten. Maar dat mag niet zomaar, zo blijkt uit een recente
uitspraak van de
hoogste bestuursrechter. Deze uitspraak is niet alleen voor de bestemmingsplanpraktijk van belang maar ook voor exploitatievergunningen op basis van de APV.
Wat speelde er?
De gemeente Bergen had een bestemmingsplan [parapluherziening] vastgesteld. Op grond van dat bestemmingsplan en de toelichting daarop is de mogelijkheid van [permanente] huisvesting van arbeidsmigranten
planologische uitgesloten bij de bestemmingen “
Horeca” en “
Gemengd”. Met andere woorden: op locaties met die bestemmingen mogen geen arbeidsmigranten gehuisvest worden [voor langer dan drie weken]. Een ondernemer stelt beroep in tegen het plan en voert aan dat deze beperking in strijd is met de
Dienstenrichtlijn. Hij voert aan dat sprake is van indirecte discriminatie.
Wat vindt de hoogste bestuursrechter?
Allereerst stelt de Raad van State vast dat de Dienstenrichtlijn van toepassing is. Vervolgens overweegt de hoogste bestuursrechter:
“Gelet op de omstandigheid dat in de plantoelichting is opgenomen dat de mogelijkheid om internationale werknemers te huisvesten op de gronden die bestemd zijn voor "Horeca" en "Gemengd" met dit paraplubestemmingsplan juridisch-planologisch wordt uitgesloten, kan de Afdeling het niet anders begrijpen dan dat er sprake is van indirecte discriminatie. Reeds omdat de raad heeft nagelaten om deze indirect discriminerende behandeling gemotiveerd te rechtvaardigen, ziet de Afdeling geen aanleiding voor een verdere bespreking van het betoog met betrekking tot de Dienstenrichtlijn. Ten overvloede merkt de Afdeling daarbij op dat de door de raad gegeven motivering ook geen analyse met specifieke gegevens bevat, terwijl uit de rechtspraak van het Hof volgt dat de toets of de maatregelen niet verder gaan dan nodig is, en of er geen andere, minder beperkende maatregelen beschikbaar zijn, moet geschieden aan de hand van een analyse met specifieke gegevens.”
De gemeenteraad heeft
onvoldoende gemotiveerd waarom deze vorm van discriminatie te rechtvaardigen is. De betreffende bepaling uit het bestemmingsplan heeft immers tot gevolg dat huisvesting van internationale werknemers is uitgesloten terwijl niet is onderbouwd op grond waarvan dat het geval zou zijn.
- Aan die onderbouwing stelt de Europese rechter overigens zware eisen. Er moet een analyse plaatsvinden van specifieke gegevens aan de hand waarvan beoordeeld dient te worden of de maatregelen niet verder gaan dan nodig en of geen andere, minder beperkende maatregelen beschikbaar zijn.
Relevantie voor de praktijk
Deze uitspraak is niet alleen relevant in het kader van bestemmingsplannen, maar ook voor exploitatievergunningen op grond van de APV. Eerder schreef ik al over een bepaling op grond waarvan 5% van de woningen in een straat gebruikt mogen voor de huisvesting van arbeidsmigranten. Die bepaling is mijns inziens in strijd met Europees Recht. Ook in dat geval is sprake van indirecte discriminatie. Steeds vaker bevatten APV’s vergunningplichten voor de huisvesting van onder meer arbeidsmigranten. Per geval zal beoordeeld moeten of sprake is
indirecte discriminatie. Het is zeker niet uitgesloten dat dergelijke exploitatievergunningstelsels
in strijd zijn met de Dienstenrichtlijn omdat onvoldoende is gemotiveerd waarom bepaald onderscheid gerechtvaardigd is. Ik verwacht dan ook dat dit onderwerp steeds vaker een rol van betekenis zal hebben bij de huisvesting van arbeidsmigranten.
BG.legal zal deze ontwikkelingen nauwgezet volgen.
Heeft u een vraag over het huisvesten van arbeidsmigranten? Neemt u dan gerust vrijblijvend
contact met mij op:
Rutger Boogers, advocaat en
specialist arbeidsmigranten (boogers@bg.legal)

[post_title] => Verbod huisvesting arbeidsmigranten in strijd met Dienstenrichtlijn
[post_excerpt] =>
[post_status] => publish
[comment_status] => open
[ping_status] => open
[post_password] =>
[post_name] => verbod-huisvesting-arbeidsmigranten-in-strijd-met-dienstenrichtlijn
[to_ping] =>
[pinged] =>
[post_modified] => 2024-07-17 10:35:39
[post_modified_gmt] => 2024-07-17 08:35:39
[post_content_filtered] =>
[post_parent] => 0
[guid] => https://bg.legal/?p=35632
[menu_order] => 0
[post_type] => post
[post_mime_type] =>
[comment_count] => 0
[filter] => raw
)
)
[post_count] => 10
[current_post] => -1
[before_loop] => 1
[in_the_loop] =>
[post] => WP_Post Object
(
[ID] => 35953
[post_author] => 16
[post_date] => 2023-04-21 09:21:51
[post_date_gmt] => 2023-04-21 07:21:51
[post_content] =>
Op 4 april jl. reed een goederentrein en een passagierstrein tegen een bouwkraan op het spoor. De ravage was groot en helaas waren er gewonden en een dode te betreuren. Dit soort ongevallen zijn gelukkig zeldzaam in Nederland. Maar als het gebeurt, hoe zit het dan met de aansprakelijkheid en verhaal van de letsel- en/of overlijdensschade? Wat moet je doen om je letselschade als passagier vergoed te krijgen?
Je kan
letselschade oplopen als passagier van een trein. Maar ook kan je letselschade oplopen als autobestuurder [of passagier in de auto] door een aanrijding met een trein. De
aansprakelijkheidsregels zijn in beide situaties totaal anders.
Letselschade als passagier van een trein
Dit betreft o.a. de situatie zoals die zich helaas voordeed op 4 april jl. Maar het kan ook gaan om kleinere ongevallen zoals een passagier die struikelt over bagage en
letsel oploopt. Vaak treft iemand schuld en zal dus de aansprakelijkheid worden uitgezocht.
Contract spoorwegvervoerder en passagier
De spoorwegvervoerder is echter een
contractuele verhouding met de treinpassagier aangegaan. De spoorwegvervoerder is verplicht om de passagier van de ene naar de nadere locatie te vervoeren, hetgeen uiteraard zonder schade moet gebeuren.
Loop je als treinpassagier toch schade op dan word je beschermd door de wettelijke bepaling waarbij de spoorwegvervoerder aansprakelijk is voor schade door letsel of overlijden van een passagier ten gevolge van een ongeval [art. 8:105 BW].
Het betreft een risico aansprakelijkheid, dus los van de vraag wie er nu uiteindelijk aansprakelijk is.
Overmacht vervoerder?
De vervoerder is echter niet aansprakelijk als er sprake is van
overmacht. De vervoerder zal vaak trachten een beroep te doen op overmacht, hetgeen maar zelden zal slagen.
Immers uit de wettelijke bepaling blijkt o.a. ook dat:
- een lichamelijke of geestelijke tekortkoming van de bestuurder,
- het slecht functioneren van de trein,
- het slecht functioneren van het materiaal,
een beroep op overmacht niet rechtvaardigt.
Beperkte aansprakelijkheid
De
aansprakelijkheid van de spoorwegvervoerder is wettelijk beperkt tot ongeveer € 240.000,00. Deze maximumgrens komt te vervallen wanneer er sprake is van roekeloosheid van de spoorwegvervoerder. In dat geval hebben slachtoffers recht op een volledige schadevergoeding.
Voor schade aan bagage is het maximum € 1.700,00.
Wat moet je doen om je schade vergoed te krijgen?
- Als eerste moet je uiteraard de spoorwegvervoerder aansprakelijk stellen en je schade melden bij de spoorwegvervoerder. Dit kan met een aangetekende brief. Een spoorwegvervoerder kent geen passagierslijsten. De spoorwegvervoerder kan dus betwisten of je wel in de trein zat. De treinpassagier moet dus bewijs leveren.
- Zorg voor een uitdraai van de OV chipkaart of ander vervoersbewijs om te bewijzen dat je in de betreffende trein zat.
- Je moet bewijzen dat de schade een gevolg is van het treinongeval. Ga bij letselschade dan ook zo spoedig mogelijk naar een arts zodat het letsel medisch gedocumenteerd is.
- In het geval van materiële schade; bewaar je beschadigde bril, beschadigde bagage etc.
- Zoals bij iedere letselschadeclaim moet je ook overige kosten bewijzen zoals kosten voor huishoudelijke hulp, studievertraging, etc.
- Wacht niet te lang met het verzenden van de aansprakelijkstelling in verband met te leveren bewijs. Maar ook zal in ieder geval de mogelijkheid om de spoorwegvervoerder nog aan te spreken na drie jaar verjaren. Je rechten vervallen dan.
Heb je nog vragen neem dan gerust
contact met ons op.

[post_title] => Letselschade door treinongeval. Hoe zit het met aansprakelijkheid?
[post_excerpt] =>
[post_status] => publish
[comment_status] => open
[ping_status] => open
[post_password] =>
[post_name] => letselschade-door-treinongeval-hoe-zit-het-met-aansprakelijkheid
[to_ping] =>
[pinged] =>
[post_modified] => 2023-04-21 09:21:51
[post_modified_gmt] => 2023-04-21 07:21:51
[post_content_filtered] =>
[post_parent] => 0
[guid] => https://bg.legal/?p=35953
[menu_order] => 0
[post_type] => post
[post_mime_type] =>
[comment_count] => 0
[filter] => raw
)
[comment_count] => 0
[current_comment] => -1
[found_posts] => 1439
[max_num_pages] => 144
[max_num_comment_pages] => 0
[is_single] =>
[is_preview] =>
[is_page] =>
[is_archive] => 1
[is_date] =>
[is_year] =>
[is_month] =>
[is_day] =>
[is_time] =>
[is_author] =>
[is_category] =>
[is_tag] =>
[is_tax] => 1
[is_search] =>
[is_feed] =>
[is_comment_feed] =>
[is_trackback] =>
[is_home] =>
[is_privacy_policy] =>
[is_404] =>
[is_embed] =>
[is_paged] => 1
[is_admin] =>
[is_attachment] =>
[is_singular] =>
[is_robots] =>
[is_favicon] =>
[is_posts_page] =>
[is_post_type_archive] =>
[query_vars_hash:WP_Query:private] => 936e87ffabf781be0edd9f0b3f1e5ade
[query_vars_changed:WP_Query:private] =>
[thumbnails_cached] =>
[allow_query_attachment_by_filename:protected] =>
[stopwords:WP_Query:private] =>
[compat_fields:WP_Query:private] => Array
(
[0] => query_vars_hash
[1] => query_vars_changed
)
[compat_methods:WP_Query:private] => Array
(
[0] => init_query_flags
[1] => parse_tax_query
)
[tribe_is_event] =>
[tribe_is_multi_posttype] =>
[tribe_is_event_category] =>
[tribe_is_event_venue] =>
[tribe_is_event_organizer] =>
[tribe_is_event_query] =>
[tribe_is_past] =>
[tribe_controller] => Tribe\Events\Views\V2\Query\Event_Query_Controller Object
(
[filtering_query:Tribe\Events\Views\V2\Query\Event_Query_Controller:private] => WP_Query Object
*RECURSION*
)
)
Op 4 april jl. reed een goederentrein en een passagierstrein tegen een bouwkraan op het spoor. De ravage was groot en helaas waren er gewonden en een dode te betreuren....
Lees meer
Met de inwerkingtreding van de Omgevingswet op 1 januari 2024 doet in plaats van het bestemmingsplan het omgevingsplan zijn intrede. In een eerdere bijdrage in deze blogreeks van BG.legal over...
Lees meer
In zijn arrest van 26 november 2021, ECLI:NL:HR:2021:1778 (Didam), heeft de Hoge Raad kort gezegd overwogen dat een overheidslichaam op grond van artikel 3:14 BW bij het aangaan en uitvoeren...
Lees meer
De regering wil de integriteit van de zorg verbeteren en zorgen dat zorggeld daadwerkelijk wordt besteed aan de zorgverlening. Met een nieuw wetsvoorstel worden (vergaande) regels geïntroduceerd. In dit artikel...
Lees meer
Met de komst van de Omgevingswet zijn meerdere nieuwe begrippen geïntroduceerd, waaronder de “omgevingsplanactiviteit”. Met de term worden activiteiten bedoeld die in het omgevingsplan zijn opgenomen en waarvoor regels zijn...
Lees meer
Eerder schreven wij al over het zorginkoopproces. Recente hoge inflatie leidt tot tegengestelde belangen bij de zorgverzekeraars en de zorgaanbieders. Waar de zorgverzekeraar de premie en dus het inkooptarief laag...
Lees meer
Inleiding Op 1 januari 2024 treedt de Omgevingswet in werking. In die wet ligt voor de inrichting van de fysieke leefomgeving de nadruk op kerninstrumenten als het omgevingsplan en de...
Lees meer
In het zogenaamde Didam-arrest van de Hoge Raad van 26 november 2021 (ECLI:NL:HR:2021:1778) is bepaald dat bij de verkoop van een onroerende zaak door een overheidslichaam (denk aan bijvoorbeeld een...
Lees meer
Uit artikel 6:646 lid 1 BW volgt dat een werkgever bij het opstellen van arbeidsvoorwaarden geen onderscheid mag maken tussen mannen en vrouwen. Gelijk werk moet ook gelijk worden beloond....
Lees meer
Huisvesting arbeidsmigranten De huisvesting van arbeidsmigranten wordt steeds vaker als een probleem ervaren. Eerder schreef ik daar al over. In [paraplu]bestemmingsplannen worden vaker beperkingen gesteld aan kamerbewoning [zie deze blog]....
Lees meer