Vaak uit angst voor overlast. Gemeenten hebben steeds vaker beleid dat een ‘wildgroei’ aan huisvestingslocaties moet tegengaan. Daarnaast voeren veel gemeenten een actief handhavingsbeleid. Eerder schreef ik al een blog met als onderwerp: Handhaving gemeente bewoning door arbeidsmigranten: wat kunt u doen? De conclusie is dat de weg naar de bestuursrechter de aangewezen route is. Maar is het niet ook mogelijk om de civiele rechter te vragen een verbod op te leggen om een woning te verhuren aan arbeidsmigranten? Daarover heeft de rechtbank Noord-Holland zich recent uitgelaten.
Het geschil
Het betreft een geschil tussen twee buren. De eiser verhuurt een groot deel van zijn pand ter permanente bewoning aan zeker drie arbeidsmigranten, die regelmatig bezoek ontvangen. Dit gebruik is in strijd met de op het perceel rustende cultuur-maatschappelijke bestemming. Ook in de eigendomsakte van eiser is vermeld dat het pand door eiser uitsluitend mag worden gebruikt als woonruimte, atelier en expositieruimte. De medebewoners werken niet in de atelierruimte van eiser en zijn niet bij eiser in dienst. Zij veroorzaken overlast, maken inbreuk op het recht op privacy van de gedaagde en dat geeft bovendien een gevoel van onveiligheid. Volgens de gedaagde handelt eiser dus onrechtmatig jegens eiser en gedaagde heeft er daarom belang bij dat de illegale verhuur zo snel mogelijk stopt.
De gedaagde vordert dat het eiser verboden wordt het gebouw permanent te verhuren. Daarnaast vordert hij het gebouw weer in gebruik te nemen op die manier die overeenkomt met de oorspronkelijke bestemming.
Wat vindt de civiele rechter?
De rechter wijst de vorderingen af. Deze vorderingen komen in wezen neer op een verzoek tot handhaving van het ter plaatse geldende bestemmingsplan. Het is echter niet aan de civiele rechter, ook niet als 'restrechter’, om over een dergelijke verzoek te oordelen. Het gesloten stelsel van rechtsmiddelen staat daaraan in de weg. Het is aan het college van B&W van de gemeente, uiteindelijk getoetst door de bestuursrechter, om te beoordelen of eiser met de huisvesting van arbeidsmigranten handelt in overeenstemming met het bestemmingsplan en om handhavend op te treden indien daartoe aanleiding bestaat. Gebleken is dat het college, mede naar aanleiding van een melding van gedaagde, op 14 juli 2022 een waarschuwing aan eiser heeft gestuurd wegens strijdig gebruik van zijn pand. Mogelijk volgt hierop een handhavingstraject, nu eiser heeft aangegeven dat de arbeidsmigranten nog steeds in zijn pand verblijven. Tegen een besluit van het college staat voor beide partijen een met voldoende waarborgen omklede bestuursrechtelijke rechtsgang open.
Voor de praktijk
Om een einde te maken aan illegale bewoning door arbeidsmigranten, biedt de civiele rechter dus geen uitkomst. De bestuursrechter is immers bevoegd als het gaat om handhaving van het bestemmingsplan. Toch is het zeker niet ondenkbaar dat een civiele rechter een oordeel geeft over bepaalde vormen van overlast. Op grond van bijvoorbeeld artikel 5:37 BW is het verboden onrechtmatige hinder te veroorzaken. Maar het hangt af van de vordering die een partij instelt. In dit geval is de vordering [kennelijk] gebaseerd op enkel het strijdige gebruik van de woning met het bestemmingsplan. Die discussie moet bij de bestuursrechter worden gevoerd. Dat kan door een handhavingsverzoek in te dienen bij de gemeente.
BG.legal zal deze ontwikkelingen nauwgezet volgen.
Heeft u een vraag over huisvesting van arbeidsmigranten?
Neem u dan gerust vrijblijvend contact met mij op. Rutger Boogers, advocaat, specialist arbeidsmigranten
[post_title] => Kan de civiele rechter huisvesting van arbeidsmigranten verbieden?
[post_excerpt] =>
[post_status] => publish
[comment_status] => open
[ping_status] => open
[post_password] =>
[post_name] => kan-de-civiele-rechter-huisvesting-van-arbeidsmigranten-verbieden
[to_ping] =>
[pinged] =>
[post_modified] => 2022-11-15 09:25:52
[post_modified_gmt] => 2022-11-15 08:25:52
[post_content_filtered] =>
[post_parent] => 0
[guid] => https://bg.legal/?p=33367
[menu_order] => 0
[post_type] => post
[post_mime_type] =>
[comment_count] => 0
[filter] => raw
)
[1] => WP_Post Object
(
[ID] => 33046
[post_author] => 7
[post_date] => 2022-11-15 09:00:00
[post_date_gmt] => 2022-11-15 08:00:00
[post_content] => Een financieel geschil tussen twee partijen kan alleen worden beoordeeld als opnames van Zoom-besprekingen worden vrijgegeven. Een van de partijen weigert dat te doen.
Kan een partij worden gedwongen om documenten of gespreksverslagen aan een ander te geven, zodat die zijn claim beter kan onderbouwen? Dit is de zogenaamde exhibitieplicht. Het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering stelt dat als iemand inzage of een afschrift wil krijgen van ‘bescheiden’ er aan vier voorwaarden moet worden voldaan. Zo moet degene die iets wil inzien daarbij een rechtmatig belang hebben, het moet gaan om ‘bepaalde’ bescheiden, de bescheiden moeten zien op een rechtsbetrekking waarin de eiser partij is, en de wederpartij moet over de bescheiden beschikken (artikel 843a Rv). Deze voorwaarden moeten ‘fishing expeditions’ voorkomen. De wet biedt niet de mogelijkheid tot het opvragen van onbeperkte hoeveelheden documenten waarvan een partij slechts het bestaan vermoedt of waarvan hij vermoedt dat de documenten wel eens steun zouden kunnen geven aan de eis in de hoofdzaak.
Digitale kopieën
Een conflict hierover speelde tussen een ontwerper van huisstijlen en logo’s en een opdrachtgever, die haar factuur niet volledig betaalde. De ontwerper stapt naar de rechtbank Gelderland om zo haar geld alsnog te innen. De opdrachtgever gaat in de tegenaanval en vordert dat de ontwerper digitale kopieën moet verstrekken van alle opnames die zij maakte van onderlinge gesprekken en Zoom-videoconferenties. Voldoet zij daar niet aan, dan moet de opdrachtgever een dwangsom verbeuren.
Alle Zoom-calls
Die eis van de opdrachtgever strandt al snel. Hij wil álle Zoom-calls, zonder enige beperking. Dat zijn niet ‘bepaalde’ bescheiden, zoals de wet stelt. Wel zijn er enkele Zoom-gesprekken waar de opdrachtgever expliciet naar verwijst: een kennismakingssessie, een teamoverleg, het afwikkelingsgesprek en de presentatie van de huisstijl en logo’s. Daarvan moet de opdrachtgever aantonen dat hij een rechtmatig belang heeft bij afgifte.
Contractspartij
De rechtbank vindt dat de Zoom-call met het kennismakingsgesprek moet worden vrijgegeven. Die call moet aantonen met wie precies de ontwerper een overeenkomst heeft gesloten, met de eigenaar van de eenmanszaak of met de besloten vennootschap waarvan die eigenaar enig aandeelhouder is. De eigenaar heeft er een rechtmatig belang bij te weten wie precies contractpartij is, en wie dus de ontwerpovereenkomst heeft verstrekt. De tweede Zoom-call, over de presentatie van de huisstijl en logo’s, moet aantonen welk lettertype en logo’s zijn gepresenteerd. De ontwerper vindt namelijk dat de opdrachtgever haar auteursrecht heeft geschonden door het lettertype en het logo openbaar te maken. Die claim kan alleen worden onderzocht als de vormgever die Zoom-bijeenkomst vrijgeeft. De andere twee Zoom-calls (teamoverleg en afwikkelingsgesprek) zijn niet van belang voor de hoofdzaak. Zodoende heeft de opdrachtgever aannemelijk gemaakt een rechtmatig belang te hebben. Een vordering tot afgifte van bepaalde bescheiden kan ingesteld worden als incident in een lopende bodemzaak, of als separate vordering in een kort geding. Voor dat laatste heeft degene die vordert dan natuurlijk, naast een rechtmatig belang, ook een spoedeisend belang nodig.
Dwangsom
De opdrachtgever vordert ook een dwangsom voor het geval de veroordeling niet nagekomen wordt. De dwangsom die de opdrachtgever eist wordt toegewezen: 2.500 euro per keer en vervolgens per dag dat de ontwerper deze twee Zoom-calls niet overhandigt. De dwangsom kent een maximum van 50.000 euro. Het financiële geschil zelf wordt later in een bodemprocedure behandeld.
Wanneer u vragen heeft kunt u contact opnemen met de sectie Ondernemingsrecht.ECLI:NL:RBGEL:2022:5942
[post_title] => Opdrachtnemer hoeft niet alle Zoom-gesprekken vrij te geven
[post_excerpt] => Een financieel geschil tussen twee partijen kan alleen worden beoordeeld als opnames van Zoom-besprekingen worden vrijgegeven. Een van de partijen weigert dat te doen.
Kan een partij worden gedwongen om documenten of gespreksverslagen aan een ander
[post_status] => publish
[comment_status] => closed
[ping_status] => closed
[post_password] =>
[post_name] => opdrachtnemer-hoeft-niet-alle-zoom-gesprekken-vrij-te-geven
[to_ping] =>
[pinged] =>
[post_modified] => 2022-11-15 09:23:40
[post_modified_gmt] => 2022-11-15 08:23:40
[post_content_filtered] =>
[post_parent] => 0
[guid] => http://im-51471
[menu_order] => 0
[post_type] => post
[post_mime_type] =>
[comment_count] => 0
[filter] => raw
)
[2] => WP_Post Object
(
[ID] => 33142
[post_author] => 65
[post_date] => 2022-11-11 09:14:01
[post_date_gmt] => 2022-11-11 08:14:01
[post_content] => Een nieuw concept bedenken is al een proces op zich. Een goede uitwerking daarvan vergt net zoveel energie. Maar wat nu als iemand jouw uitwerking van jouw concept nabootst? Is dit zomaar toegestaan?
Concepten vallen niet onder de beschermingsomvang van artikel 10 Aw. Een concept, een idee, is niet waarneembaar voor een ander, niet te horen of te zien. Het is namelijk geen werk van letterkunde, wetenschap of kunst.
Voorbeeld: een verhaal waaraan je denkt is niet auteursrechtelijk beschermd. Maar zodra het is uitgewerkt in de vorm van een boek en anderen het kunnen lezen, is het auteursrechtelijk beschermd. Dit geldt tevens voor concepten. Een concept an sich is niet beschermd, maar de uitwerking daarvan kan auteursrechtelijke bescherming genieten.
Om de uitwerking van een concept te beschermen, moet de uitwerking voldoen aan het EOK&PS-leerstuk. Dit blijkt ook uit rechtspraak. Als de uitwerking van je concept wordt gedaan met standaard verpakkingen die als standaard zijn te verkrijgen en de overige vormgevingselementen te banaal zijn, getuigt dit van een gebrek aan creatieve keuzes.
Kortom, de uitwerking van een concept kan auteursrechtelijk worden beschermd, zolang de uitwerking maar voldoet aan de eisen.
[post_title] => De uitwerking van een concept kan worden beschermd
[post_excerpt] =>
[post_status] => publish
[comment_status] => open
[ping_status] => open
[post_password] =>
[post_name] => de-uitwerking-van-een-concept-kan-worden-beschermd
[to_ping] =>
[pinged] =>
[post_modified] => 2022-11-11 09:38:29
[post_modified_gmt] => 2022-11-11 08:38:29
[post_content_filtered] =>
[post_parent] => 0
[guid] => https://bg.legal/?p=33142
[menu_order] => 0
[post_type] => post
[post_mime_type] =>
[comment_count] => 0
[filter] => raw
)
[3] => WP_Post Object
(
[ID] => 33164
[post_author] => 46
[post_date] => 2022-11-10 10:04:51
[post_date_gmt] => 2022-11-10 09:04:51
[post_content] => Binnen bepaalde functies kunnen werknemers misbruik maken van hun positie. Dit kan leiden tot criminele activiteiten die via werk worden gefaciliteerd. Denk aan de penningmeester die toegang heeft tot de rekening van een bedrijf of de verkoopmedewerker die bij de kassagelden kan. Maar ook de medewerker van een groot postorder bedrijf die zijn functie gebruikt om drugshandel vanuit Colombia mogelijk te maken.
In een recente uitspraak van het gerechtshof ging het om deze situatie waarbij een medewerker van DHL betrokken was bij drugshandel. Dit gedrag leidde tot ontslag op staande voet.
In dit artikel wordt besproken welke lering werkgevers uit deze uitspraak kunnen trekken.
Werknemer ontslagen na faciliteren drugshandel via functie bij bezorgdienst
Vanuit Colombia werd, via DHL, een lading cocaïne naar Nederland gesmokkeld. De politie heeft deze lading onderschept. Na onderzoek bleek een werknemer van DHL betrokken te zijn bij het smokkelen van een deel van de drugslading. De werknemer had een van de pakketten met cocaïne uit een bestelbus gehaald en meegegeven aan een klant bij de balie. Het contact over deze levering liep via de privé telefoon van de werknemer.
De politie heeft DHL, als werkgever van de werknemer, geïnformeerd over de betrokkenheid van de werknemer. Voor DHL was dit reden de werknemer op staande voet te ontslaan. De werknemer vocht het ontslag aan. Hij was van mening dat er geen sprake was van een dringende reden.
De werkgever kreeg in twee instanties, bij de kantonrechter en het gerechtshof, gelijk. Het gerechtshof oordeelt dat de werknemer misbruik heeft gemaakt van zijn positie als DHL-medewerker.
Strafrechtelijke veroordeling en detentie leidt niet altijd tot ontslag
Het feit dat de medewerker strafrechtelijk is veroordeeld voor de drugshandel, is niet doorslaggevend voor het ontslag. Een werkgever mag zijn eigen conclusies trekken en is daarvoor niet afhankelijk van een strafrechtelijke veroordeling. Het kan natuurlijk wel bijdragen aan de ernst van de situatie.
Overigens leidt betrokkenheid bij drugshandel niet snel tot ontslag als die betrokkenheid geen verband houdt met de functie. Er moet sprake zijn van een koppeling tussen de strafbare gedraging en de functie van de werknemer. Zelfs een strafrechtelijke veroordeling en detentie is geen reden voor ontslag als er geen verband is met de functie.
In deze zaak was de reden voor ontslag gelegen in het feit dat de betrokkenheid bij de drugshandel mogelijk werd gemaakt door de functie bij DHL. De betrokkenheid bij de drugshandel werd dus gefacilieerd vanuit de functie en hield dus verband met de functie van de werknemer.
Misbruik functie leidt tot ontslag op staande voet
Voor een rechtsgeldig ontslag op staande voet is onder meer van belang dat sprake is van een dringende reden. Betrokkenheid bij drugshandel via het werk klinkt als een voldoende ernstige reden voor ontslag op staande voet.
In deze zaak ging het om zware criminele activiteiten, maar misbruik maken van een positie kan ook bij relatief kleinere vergrijpen. Denk bijvoorbeeld aan een medewerker die een klein geldbedrag uit de kassa steelt. Ook hier zal snel sprake zijn van een dringende reden voor ontslag op staande voet.
Toch hoeft dit bij diefstal niet altijd het geval te zijn. Denk aan ontslag vanwege het wegnemen van een flesje water. Voor werkgevers is het belangrijk om hier duidelijk beleid over te voeren, zodat een ontslag op staande voet ook bij minder ernstige misstappen kan worden gegeven. Wanneer een duidelijk verbod is opgenomen in een bedrijfsreglement, zal een dringende reden sneller worden aangenomen.
Twijfelt u over de gedragingen van een werknemer? Vraagt u zich af welke maatregelen u kan treffen of wat voor beleid u moet voeren? Neem dan contact op met Marlies Hol, advocaat arbeidsrecht bij BG.legal.
[post_title] => Werknemer pakketdienst op staande voet ontslagen door betrokkenheid bij drugshandel
[post_excerpt] =>
[post_status] => publish
[comment_status] => open
[ping_status] => open
[post_password] =>
[post_name] => werknemer-pakketdienst-op-staande-voet-ontslagen-door-betrokkenheid-bij-drugshandel
[to_ping] =>
[pinged] =>
[post_modified] => 2023-06-14 11:10:10
[post_modified_gmt] => 2023-06-14 09:10:10
[post_content_filtered] =>
[post_parent] => 0
[guid] => https://bg.legal/?p=33164
[menu_order] => 0
[post_type] => post
[post_mime_type] =>
[comment_count] => 0
[filter] => raw
)
[4] => WP_Post Object
(
[ID] => 32912
[post_author] => 7
[post_date] => 2022-11-09 10:00:00
[post_date_gmt] => 2022-11-09 09:00:00
[post_content] => Als een aandeelhouder door de gedragingen van mede-aandeelhouders in zijn belangen wordt geschaad, kan die “beknelde aandeelhouder” de rechtbank verzoeken een veroordeling tot overname van aandelen uit te spreken. Deze uitkoopregeling is geregeld in artikel 2:343 BW. De tegenhanger hiervan is de uitstootregeling van artikel 2:336 BW. Op grond van die regeling kan een aandeelhouder gedwongen worden zijn aandelen over te dragen aan andere aandeelhouders, als hij door zijn gedragingen het belang van de vennootschap schaadt. Een andere grondslag dus. Het verzoek tot uitkoop kan gericht worden tegen de mede-aandeelhouders maar ook tegen de vennootschap zelf. Onlangs heeft de rechtbank Gelderland een verzoek tot verplichte uitkoop toegewezen[1]. De rechtbank oordeelde dat het aanblijven als aandeelhouder niet langer kon worden gevergd vanwege de gedragingen van mede-aandeelhouders. Meer recent heeft de rechtbank Den Haag, na een vergelijkbaar vonnis te hebben gewezen, geoordeeld over een verzoek van een aandeelhouder op grond van artikel 2:343a BW. Daarin is geregeld dat als die mede-aandeelhouders het vonnis tot overname niet nakomen, de rechtbank kan beslissen over de nakoming van het vonnis. De vraag welk orgaan op basis van de wet of de statuten bevoegd is tot inkoop van eigen aandelen te besluiten of welk orgaan hiervoor voorafgaande goedkeuring moet geven, is hierbij niet relevant[2].
Aandeelhouder
Een aandeelhouder stelt in mei 2022 een uittredingsvordering in, waarbij de andere aandeelhouders van de vennootschap gedwongen worden aandelen van de aandeelhouder over te nemen. De rechtbank beslist daarbij dat drie aandeelhouders ieder een derde deel van de aandelen over dienen te nemen tegen een koopprijs van 40.444 euro, exclusief rente. Een van de aandeelhouders laat dit na. Daar ziet het verzoek op.
Omdat de aandeelhouders de veroordeling tot overname van de aandelen niet nakomen, stapt de aandeelhouder naar de rechtbank Den Haag. Ze wijst erop dat zij door de niet-nakoming behoefte heeft aan de mogelijkheid tot reële executie. Ze vraagt de rechtbank te bepalen dat de te nemen beschikking op basis van artikel 3:300 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek dezelfde kracht heeft als een notariële akte tot levering. Voor zover vereist wil ze dat de rechtbank bepaalt dat de beschikking in de plaats treedt van het besluit van de mede-aandeelhouders.
Rechtbank
Dit vereiste is volgens de rechtbank hier echter niet aan de orde. De wettelijke geschillenregeling geeft de rechter de bevoegdheid op basis van artikel 2:343 BW een veroordeling tot overname van aandelen uit te spreken. Die veroordeling kan ook de vennootschap zelf betreffen. De enige voorwaarde die de wetgever aan een veroordeling tot overname van aandelen van een beknelde aandeelhouder door de vennootschap zelf heeft gesteld, is dat er moet zijn voldaan aan de zogeheten uitkeringstest. Die test wordt in dit geval doorstaan, zo concludeert de rechtbank. De vraag welk orgaan op basis van de wet of statuten bevoegd is tot inkoop van eigen aandelen te besluiten of welk orgaan hiervoor voorafgaand goedkeuring moet geven, is daarom niet relevant. De rechterlijke veroordeling komt in de plaats van een door een vennootschapsorgaan vereist (goedkeurings)besluit tot inkoop, aldus de rechtbank.
Nu het kennelijk niet op een andere manier lukt, heeft de vrouw volgens de rechtbank terecht een beslissing gevraagd die tot reële executie van de verplichting van de mede-aandeelhouder tot overname van de aandelen leidt. Dit verzoek wordt dan ook toegewezen. De rechtbank bepaalt dat de beschikking dezelfde kracht heeft als een notariële akte tot levering, waarbij de aandeelhouder aan mede-aandeelhouder de aandelen in het kapitaal van deze aandeelhouder levert, met de verplichting voor deze aandeelhouder 40.444.999 euro te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 1 juni 2021 tot de dag van algehele betaling van de koopprijs. De uitkomst van deze uitspraak maakt duidelijk dat een separaat verzoek op grond van 3:300 BW niet ingesteld hoeft te worden naast een verzoek op grond van artikel 2:343a BW, omdat de beschikking op grond van het laatste een rechtstreekse titel voor levering oplevert.
Wanneer u vragen heeft kunt u contact opnemen met de sectie Ondernemingsrecht.[1] Rb Gelderland 14-9-2022/ECLI:NL:RBGEL:5344
[2] Rb Den Haag 23-9-2022/ECLI:NL:RBDHA:110571
[post_title] => Geschillen tussen aandeelhouders
[post_excerpt] => Een rechter heeft de bevoegdheid een veroordeling tot overname van aandelen uit te spreken, ook tegen een vennootschap zelf. De vraag welk orgaan op basis van de wet of de statuten bevoegd is tot inkoop van eigen aandelen te besluiten of welk orgaan
[post_status] => publish
[comment_status] => closed
[ping_status] => closed
[post_password] =>
[post_name] => geschillen-tussen-aandeelhouders
[to_ping] =>
[pinged] =>
[post_modified] => 2022-11-09 11:06:33
[post_modified_gmt] => 2022-11-09 10:06:33
[post_content_filtered] =>
[post_parent] => 0
[guid] => http://im-51422
[menu_order] => 0
[post_type] => post
[post_mime_type] =>
[comment_count] => 0
[filter] => raw
)
[5] => WP_Post Object
(
[ID] => 32982
[post_author] => 46
[post_date] => 2022-11-08 11:24:08
[post_date_gmt] => 2022-11-08 10:24:08
[post_content] => Eerder gaf Marlies Hol een presentatie over grensoverschrijdend gedrag op de werkvloer. Grensoverschrijdend gedrag op de werkvloer blijft een actueel onderwerp. Uit alle (recente) opspraak over grensoverschrijdend gedrag op de werkvloer blijkt niet alleen dat het een veel voorkomend probleem is, maar ook dat dit gedrag vaak plaatsvindt zonder dat werkgever hier weet van heeft. Grensoverschrijdend gedrag vindt namelijk ook plaats buiten het gezichtsveld van werkgever om. Denk aan appberichten tussen collega’s.
Grensoverschrijdend gedrag kan plaatsvinden tussen directie of leidinggevenden met ondergeschikten, maar ook tussen collega’s. In een recente uitspraak was ook sprake van seksueel grensoverschrijdend gedrag op de werkvloer. Op het moment dat werkgever hoogte kreeg van het grensoverschrijdende gedrag van een werknemer, is hij op staande voet ontslagen. Voorafgaand aan dit ontslag heeft de werkgever een extern onderzoek naar de gedragingen van de werknemer laten verrichten.
De werknemer vocht het ontslag op staande voet zonder succes aan. In dit artikel wordt toegelicht waarom de werkgever juist heeft gehandeld. Deze uitspraak is interessant, omdat de werkgever extra zorgvuldig heeft gehandeld door een extern onderzoek te laten verrichten.
Grensoverschrijdend (seksueel) gedrag van leidinggevende jegens ondergeschikten
De werknemer had een leidinggevende functie binnen het bedrijf. Er kwamen officiële meldingen binnen die onder andere pornografische en seksueel getinte foto’s en filmpjes betroffen. De betreffende werknemer had deze foto’s en filmpjes naar ondergeschikten gestuurd. Zodra de werkgever de meldingen ontving, is de werknemer op non-actief gesteld en heeft werkgever een extern onderzoek uit laten voeren. Dit onderzoek werd gedaan door een gespecialiseerd onderzoeksbureau en heeft tweeënhalve maand in beslag genomen.
Uit het externe onderzoek bleek dat er inderdaad sprake was van grensoverschrijdend gedrag, waarop de werknemer op staande voet is ontslagen. Dit ontslag houdt stand. De kantonrechter is, met werkgever, van mening dat de werknemer, zeker in zijn functie als leidinggevende, had behoren te begrijpen dat het beschreven gedrag tussen hem en zijn ondergeschikten onacceptabel is.
Onverwijld geven van ontslag op staande voet en extern onderzoek
Een werkgever moet een ontslag op staande voet onverwijld geven. Dit houdt in dat dit direct of zo snel mogelijk moet gebeuren. De Hoge Raad heeft in eerdere rechtspraak de werkgever enige tijdsruimte gegund, bijvoorbeeld om nog een extern onderzoek te doen of het tot ontslag bevoegde orgaan bijeen te roepen. Een onderzoek dat twee maanden heeft geduurd, was in voornoemde zaak blijkbaar geen probleem.
Het onverwijld geven van het ontslag staat overigens los van het tijdstip waarop de gedraging heeft plaatsgevonden. Het is namelijk mogelijk dat de werkgever pas later op de hoogte raakt van de gedragingen, bijvoorbeeld omdat andere medewerkers pas later melding maken.
Mochten meerdere incidenten worden gemeld, dan kunnen deze incidenten afzonderlijk of gezamenlijk reden zijn voor ontslag.
Gedragscodes of bedrijfsreglement tegen ongewenst gedrag op de werkvloer
Werkgever is verplicht te zorgen voor een veilige werkomgeving. Zij kan ook aansprakelijk zijn als zij onvoldoende maatregelen voor een veilige werkomgeving heeft getroffen. Een gedragscode waarin ongewenst gedrag en de maatregelen daartegen zijn uitgeschreven, kan hierbij helpen. Bovendien kan een gedragscode waarin is uitgeschreven wat ongewenst gedrag is en welke maatregelen daarop volgen, een werkgever helpen in een ontslagzaak.
Grensoverschrijdend (seksueel) gedrag op de werkvloer: dringende reden voor ontslag op staande voet
Grensoverschrijdend (seksueel) gedrag van een werknemer vormt, bij juist handelen van werkgever, een dringende reden voor ontslag op staande voet. Het is werkgevers aan te raden ongewenst gedrag te verbieden in een gedragscode of bedrijfsreglement.
Verder krijgt werkgever, zeker gezien de gevoeligheid en gewenste zorgvuldigheid bij mogelijk grensoverschrijdend gedrag, de ruimte om eerst extern onderzoek te doen naar de feiten voor hij overgaat tot ontslag op staande voet.
https://www.youtube.com/watch?v=BhmW0wQl-yg
Heeft u vragen over (seksueel) grensoverschrijdend gedrag op de werkvloer? Neem dan contact op met Marlies Hol, advocaat arbeidsrecht bij BG.legal.
[post_title] => Hoe te handelen bij (seksueel) grensoverschrijdend gedrag op de werkvloer?
[post_excerpt] =>
[post_status] => publish
[comment_status] => open
[ping_status] => open
[post_password] =>
[post_name] => hoe-te-handelen-bij-seksueel-grensoverschrijdend-gedrag-op-de-werkvloer-2
[to_ping] =>
[pinged] =>
[post_modified] => 2023-06-14 11:10:26
[post_modified_gmt] => 2023-06-14 09:10:26
[post_content_filtered] =>
[post_parent] => 0
[guid] => https://bg.legal/?p=32982
[menu_order] => 0
[post_type] => post
[post_mime_type] =>
[comment_count] => 0
[filter] => raw
)
[6] => WP_Post Object
(
[ID] => 32905
[post_author] => 65
[post_date] => 2022-11-04 16:13:58
[post_date_gmt] => 2022-11-04 15:13:58
[post_content] => Een beschrijvende domeinnaam is een handig middel om snel vindbaar te zijn. Maar wat nu als jouw domeinnaam veel lijkt op de domeinnaam van een ander? Mag je jouw domeinnaam dan blijven gebruiken? Hier heeft de Rechtbank Den Haag zich recentelijk over uitgelaten.
Overeenstemmende domeinnaam
In beginsel moet het voor iedereen mogelijk zijn om een beschrijvende naam voor zijn diensten of producten te hanteren, dit geldt ook voor het gebruik als domeinnaam. Het gebruiken van een overeenstemmende domeinnaam met die van een ander is alleen onrechtmatig (in de zin van artikel 6:162 BW) als het bijkomende omstandigheden met zich meebrengt. De bijkomende omstandigheden moeten dan wel nodeloos verwarring wekken.[1]
Nodeloos verwarring
Een domeinnaam wekt nodeloze verwarring in de volgende twee situaties:
bij het bewust verwarring creëren om zo op misleidende wijze klanten weg te lokken bij de concurrent;
of
wanneer geen valide reden bestaat voor het gebruik van een verwarring wekkende domeinnaam, maar alleen het dwarszitten van die concurrent wordt beoogd.
Rechtbank Den Haag
Feiten
Fire-control heeft in 1998 de domeinnaam fire-control.nl geregistreerd. Persoon B heeft in 2012 de domeinnaam firecontrol.nl, handelend onder een fictieve naam, overgenomen van een derde en heeft in 2014 SaFirety opgericht. Persoon C, toenmalige partner van Persoon B, dreef de eenmanszaak BrandveiligNL.
Fire-control heeft diverse schermafbeeldingen aangevoerd waarin is te zien dat SaFirety emailadressen heeft aangemaakt met de namen en bestuurder van Fire-control met haar eigen domeinnaam (naam@firecontrol.nl) en de emailadressen ‘onderhoud@firecontrol.nl’ en ‘opleidingen@firecontrol.nl’. Deze emailadressen zijn elk gekoppeld aan ‘info@brandveilignl.com’. Tot slot werden alle bezoekers van firecontrol.nl ook direct doorgeleid naar brandveilignl.com.
Beoordeling
De rechtbank is van oordeel dat er sprake is van overeenstemmende domeinnamen vanuit een auditief, visueel en begripsmatig oogpunt. Enkel het koppelteken wijkt af. Tevens zijn Fire-Control en SaFirety actief en gevestigd in dezelfde regio en branche waardoor het waarschijnlijk is dat (potentiële) klanten van Fire-Control zich vergissen en het koppelteken weg zullen laten, waardoor zij zich richten tot SaFirety.
Bijkomende omstandigheden
Wekt SaFirety door haar domeinnaam nodeloos verwarring op en zijn er bijkomende omstandigheden die het gebruik van de domeinnaam onrechtmatig maken? Daartoe stelt de rechtbank vast dat, door het aanmaken van emailadressen met de namen van werknemers en bestuurder van Fire-control, en de email van Persoon B waarin staat “ik zal begin 2013 de HBO website updaten en gebruik deze voor extra naamsbekendheid”, in het bijzonder door te profiteren van (potentiële) klanten van Fire-control, er sprake is van nodeloze verwarring.
Zonder nadere verklaring valt voor de rechtbank niet in te zien welk legitiem, in rechte te respecteren belang Persoon B had of heeft bij het registeren van de e-mailadressen of het gebruik van de domeinnaam firecontrol.nl, anders dan het bewust verwarring creëren om zo e-mails bedoeld voor Fire-Control te ontvangen en Fire-Control dwars te zitten.
Vragen over het gebruik van domeinnamen? Neem dan contact op met een van onze specialisten.
[1] ECLI:NL:PHR:2015:1879
[post_title] => Gebruik van overeenstemmende domeinnaam
[post_excerpt] =>
[post_status] => publish
[comment_status] => open
[ping_status] => open
[post_password] =>
[post_name] => gebruik-van-overeenstemmende-domeinnaam
[to_ping] =>
[pinged] =>
[post_modified] => 2022-11-04 16:13:58
[post_modified_gmt] => 2022-11-04 15:13:58
[post_content_filtered] =>
[post_parent] => 0
[guid] => https://bg.legal/?p=32905
[menu_order] => 0
[post_type] => post
[post_mime_type] =>
[comment_count] => 0
[filter] => raw
)
[7] => WP_Post Object
(
[ID] => 32759
[post_author] => 19
[post_date] => 2022-11-02 10:39:32
[post_date_gmt] => 2022-11-02 09:39:32
[post_content] => De Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft – niet onverwacht – vandaag een streep gezet door de zogenoemde ‘bouwvrijstelling’. Sinds 1 juli 2021 bevat de Wet natuurbescherming de bouwvrijstelling. De bedoeling daarvan was dat bij de vergunningverlening voor een project geen rekening hoefde te worden gehouden met de stikstofuitstoot van bepaalde bouwactiviteiten. Het werd hierdoor eenvoudiger om vergunningen te verlenen voor bouw- en infrastructurele projecten. Volgens de wetgever leidde de bouwvrijstelling niet tot aantasting van Natura 2000-gebieden dankzij een breder ‘robuust en effectief pakket aan maatregelen’.
Bouwvrijstelling
Maar deze bouwvrijstelling voldoet niet aan het Europese natuurbeschermingsrecht. Uit de rechtspraak van het Europese Hof van Justitie in Luxemburg volgt dat alleen toestemming voor een project mag worden gegeven als uit onderzoek blijkt dat zeker is dat individuele beschermde natuurgebieden daardoor geen schade oplopen. Dat is wat anders dan een beoordeling op een hoger schaalniveau waarvan de wetgever uitgaat. Verder volgt uit de rechtspraak van het Europese Hof dat een maatregelenpakket zoals de wetgever voorstelt alleen als onderbouwing gebruikt mag worden als die maatregelen ook echt zijn uitgevoerd en de verwachte voordelen daarvan vaststaan. Het pakket van maatregelen dat de wetgever heeft gebruikt als onderbouwing om de bouwvrijstelling in de Wet natuurbescherming op te nemen, voldoet daar niet aan. Het overgrote deel van de maatregelen is namelijk nog niet uitgevoerd.
Betekent dit een bouwstop?
Betekent dit dat er dan niet meer gebouwd mag worden? Vaststaat dat de bouwvrijstelling in ieder geval niet meer gebruikt kan worden. Dat betekent dat per project zal moeten worden beoordeeld of het project in overeenstemming is met de Wet natuurbescherming en een passende beoordeling moet worden gemaakt.
Deze uitspraak is de volgende in een reeks van uitspraken over de stikstofdepositie en gebiedsbescherming.BG.legal zal deze ontwikkelingen nauwgezet volgen.
Heeft u een vraag over stikstof of milieukwesties? Neemt u dan gerust vrijblijvend contact met mij op.
[post_title] => BOUWVRIJSTELLING VAN DE BAAN
[post_excerpt] =>
[post_status] => publish
[comment_status] => open
[ping_status] => open
[post_password] =>
[post_name] => bouwvrijstelling
[to_ping] =>
[pinged] =>
[post_modified] => 2022-11-02 12:23:49
[post_modified_gmt] => 2022-11-02 11:23:49
[post_content_filtered] =>
[post_parent] => 0
[guid] => https://bg.legal/?p=32759
[menu_order] => 0
[post_type] => post
[post_mime_type] =>
[comment_count] => 0
[filter] => raw
)
[8] => WP_Post Object
(
[ID] => 32707
[post_author] => 68
[post_date] => 2022-10-27 13:39:49
[post_date_gmt] => 2022-10-27 11:39:49
[post_content] => De gele hogedrukreinigers van Kärcher of de paarse chocoladerepen van Milka. Beide ondernemingen zijn erin geslaagd om een kleurmerk te verkrijgen. Dit houdt in dat deze ondernemingen enkel met een kleur of kleurcombinatie hun waren en diensten weten te onderscheiden van die van andere ondernemingen. Ook wilde het Duitse Magnetec GmbH (hierna: Magnetec) een lichtblauwe kleur als merk registeren, alleen het Europees Bureau voor het Intellectueel Eigendomsrecht (EUIPO) weigerde deze inschrijving. In deze blog lees je waarom deze beslissing van het EUIPO alsnog is teruggedraaid.
Voorwaarden voor het verkrijgen van een kleurmerk
Hoewel verschillende bedrijven een kleur succesvol als merk hebben geregistreerd, blijkt dit in de praktijk geen gemakkelijke taak te zijn. Een voorwaarde voor merkrechtelijke bescherming is dat het teken onderscheidend vermogen heeft bij het relevante publiek. Een kleur zal niet zomaar onderscheidend vermogen verkrijgen, aangezien hiervoor vaak ‘inburgering’ nodig is. Dit houdt in dat die kleur of kleurencombinatie langdurig en veelvuldig gebruikt is, zodat het relevante publiek de kleur is gaan herkennen als producten afkomstig van een bepaalde onderneming.
In de jurisprudentie van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: HvJEU) is bevestigd dat een kleur – mits ingeburgerd – geschikt kan zijn als merk.[1] Wel is daarbij van belang dat bij de beoordeling van het onderscheidend vermogen rekening moet worden gehouden met het algemeen belang, en dat de beschikbaarheid van kleuren niet ongerechtvaardigd wordt beperkt voor de andere marktdeelnemers die soortgelijke waren en diensten aanbieden. Daarnaast moet de kleur aangeduid worden met een internationaal erkende kleurcode.
Wat ging eraan vooraf?
In de huidige zaak heeft Magnetec in 2019 geprobeerd onderstaande kleur (RAL 5012) als EU-merk te registreren. Deze merkaanvraag werd uiteindelijk afgewezen.[2] Het EUIPO was namelijk van oordeel dat sprake was van een gebrek aan onderscheidend vermogen van de kleur ten aanzien van de waren en diensten waarvoor merkbescherming werd gezocht. Magnetec wendde zich om die reden tot het HvJEU.
Oordeel van het HvJEU
In de onderhavige zaak wordt eerst door het HvJEU vastgesteld dat het merk is aangevraagd voor waren in klassen 6 en 9. De kwestie centreerde zich op de vraag wie ten aanzien van die klassen tot het relevante publiek gerekend moest worden. Het onderscheidend vermogen van een (kleur)merk moet immers beoordeeld worden ten opzichte van de waren en/of diensten, gelet op de perceptie van het relevante publiek.
De waren van klasse 9 waar het merk opziet, is aangevraagd voor magnetische kernen voor elektromagnetische en elektrische afscherming. Deze onderdelen worden geïnstalleerd in grotere machines of (windkracht)installaties. Deze waren worden volgens het EUIPO aangeschaft door professionals die oplettend te werk gaan en beschikken over technische kennis op het gebied van electrical engineering. Wat betreft de waren van klasse 6 (onedele metalen en hun legeringen etc.), stelt het EUIPO zich op het standpunt dat die goederen zich richten op een breder publiek dan een professioneel publiek met specialistische kennis op het gebied van elektronica. Magnetec is echter van mening dat alle waren in kwestie worden aangeschaft door een selecte groep professionals, en dit dus ook het relevante publiek vormt ter bepaling van het onderscheidend vermogen.
Het HvJEU kwam tot het oordeel dat het EUIPO in de huidige zaak heeft nagelaten om het relevante publiek deugdelijk te definiëren ten aanzien van alle waren van klasse 6 en 9. Het EUIPO heeft immers niet omschreven wie het relevante publiek is voor de waren van klasse 6, en de andere waren dan magnetische kernen van klasse 9. Nu het EUIPO slechts heeft bepaald wie het relevante publiek is voor de magnetische kernen, heeft het EUIPO haar motiveringsplicht geschonden. De bestreden beslissing is om die reden nietig.
Conclusie
In dit recente arrest bevestigt het HvJEU wederom dat een kleurmerk niet snel voldoet aan het vereiste van het onderscheidend vermogen. Hiervoor is vrijwel altijd noodzakelijk dat inburgering heeft plaatsgevonden. Echter, deze zaak leert ons ook dat het onderscheidend vermogen niet abstract moet worden beoordeeld, maar dat juist concreet naar het relevante publiek in een bepaalde situatie moet worden gekeken. Dit zal dus uiteindelijk de beslissende factor zijn in de beoordeling van het onderscheidend vermogen, en daarmee dus ook de geldigheid van het kleurmerk.
Meer weten?
BG.legal registreert merken. Heeft u een vraag over kleurmerken of het merkenrecht in het algemeen? Neem vrijblijvend contact op met een van onze IE specialisten: Jos van der Wijst, Mustafa Kahya en Britt van den Branden.
[1] HvJ EG 6 mei 2003, zaak C-104/01 (Libertel).
[2] HvJ EU 5 oktober 2022, zaak T-18/21 (Magnetec GmbH / EUIPO).
[post_title] => De bescherming van kleurmerken en het relevante publiek
[post_excerpt] =>
[post_status] => publish
[comment_status] => open
[ping_status] => open
[post_password] =>
[post_name] => de-bescherming-van-kleurmerken-en-het-relevante-publiek
[to_ping] =>
[pinged] =>
[post_modified] => 2022-10-27 13:49:53
[post_modified_gmt] => 2022-10-27 11:49:53
[post_content_filtered] =>
[post_parent] => 0
[guid] => https://bg.legal/?p=32707
[menu_order] => 0
[post_type] => post
[post_mime_type] =>
[comment_count] => 0
[filter] => raw
)
[9] => WP_Post Object
(
[ID] => 32664
[post_author] => 17
[post_date] => 2022-10-26 14:19:55
[post_date_gmt] => 2022-10-26 12:19:55
[post_content] => In onze praktijk zien we vaak dat er, al dan niet terecht, wordt gedreigd met het aansprakelijk stellen van de bestuurder in privé in zaken waar de schuldeiser een vordering heeft op een B.V. Dit speelt ook een rol bij zogenaamde inbreukzaken, bijvoorbeeld wanneer een B.V. inbreuk maakt op een octrooi, auteursrecht of ander recht van intellectueel eigendom.
Treft de bestuurder een persoonlijk ernstig verwijt
De hoofdregel luidt dat uitsluitend de B.V., als inbreukmakende partij, aansprakelijk is voor schade die voortvloeit uit het onrechtmatig handelen. Uitgangspunt is dus dat een bestuurder niet aansprakelijk is voor de schulden van de B.V., waarvan hij of zij bestuurder is. Slechts onder bijzondere omstandigheden kan van dat uitgangspunt worden afgeweken. Op grond van artikel 6:162 BW (de onrechtmatige daad) kan een bestuurder in privé aansprakelijk zijn, indien hem of haar een persoonlijk en een voldoende ernstig verwijt gemaakt kan worden van het ontstaan van de situatie (lees: de normschending). Of daar sprake van is, hangt af van de aard en ernst van de normschending en de overige omstandigheden van het geval.
‘Bestuurdersvriendelijk’ toetsen
Er mag niet (te) snel worden geconcludeerd tot bestuurdersaansprakelijkheid. De Hoge Raad heeft in het verleden al eens geoordeeld dat “die hoge drempel voor bestuurdersaansprakelijkheid tegenover een derde wordt gerechtvaardigd door de omstandigheid dat ten opzichte van de wederpartij primair sprake is van handelingen van de vennootschap en door het maatschappelijk belang dat wordt voorkomen dat bestuurders hun handelen in onwenselijke mate door defensieve overwegingen laten bepalen” (Hoge Raad, 20 juni 2008, NJ 2009,21). Wij willen als maatschappij dus niet enkel defensieve bestuurders, die hun handelen laten gijzelen door risico’s.
De Hoge Raad kwam (in het arrest Ontvanger/Roelofsen) met het criterium dat het handelen van de bestuurder ten opzichte van de schuldeiser in de gegeven omstandigheden zodanig onzorgvuldig is dat hem daarvan persoonlijk een ernstig verwijt kan worden gemaakt. Maar hoe wordt dit verwijt ingekleed bij inbreukzaken op IE-rechten? Betreft het handelen van de bestuurder zelf of gaat het om zijn personeel? Was hij op de hoogte of behoorde hij op de hoogte te zijn van zowel de inbreuk zelf als de regelgeving en de rechtspositie van de IE-rechthebbende? En vergen de belangen van de auteursrechthebbende een dergelijk ingrijpen wel? Is de bestuurder al gewaarschuwd of in een eerder stadium gesommeerd te staken? Dat zijn belangrijke vragen om een dergelijk persoonlijk ernstig verwijt in te kleuren in het geval inbreuk wordt gemaakt door een B.V. Hierbij geldt wel dat de rechter terughoudend is met bestuurdersaansprakelijkheid en zich niet mag laten leiden door ‘hindsight bias’, de zogenaamde kennis achteraf. Getoetst moet worden of de gedragingen of het nalaten daarvan op dát moment redelijk waren of dat geen redelijk denkend bestuurder zo zou hebben gehandeld. Het gaat niet om de vraag hoe die keuzes achteraf zijn uitgepakt.
Tweede grondslag: op de persoon van de bestuurder rustende zorgvuldigheidnorm jegens derden
Tot slot heeft de Hoge Raad in zijn arrest van 23 november 2012 (NJ 2013, 302) geoordeeld dat een bestuurder van een vennootschap ook onrechtmatig kan handelen wanneer hij in strijd heeft gehandeld met een op hem persoonlijk rustende zorgvuldigheidsnorm jegens een benadeelde. Dit is in dat geval dus een onrechtmatige daad van de bestuurder, rechtstreeks aan de benadeelde. En niet via de vennootschap. Voor een dergelijke aansprakelijkheid van een bestuurder – die berust op een van de bestuurlijke taak losstaande zorgvuldigheidsnorm – gelden de gewone regels van onrechtmatige daad.
In jurisprudentie wordt met dit leerstuk erg casuïstisch omgegaan, zodat het zeer belangrijk is u hierover goed te laten voorlichten, wanneer u hiermee geconfronteerd wordt of juist een bestuurder zou willen aansprakelijk stellen. Hieronder volgen nog enkele willekeurige voorbeelden uit de lagere rechtspraak om te laten zien hoe gedragingen van een bestuurder gewogen worden:
Wel inbreuk, geen persoonlijke aansprakelijkheid (ECLI:NL:RBMNE:2022:1054, r.o 3.32)Wel inbreuk, geen persoonlijke aansprakelijkheid (ECLI:NL:RBOBR:2019:2310 r.o 4.18)Wel inbreuk, wel persoonlijke aansprakelijkheid (ECLI:NL:RBDHA:2013:19716)
[post_title] => Inbreuk op IE-recht? Let op bestuurdersaansprakelijkheid
[post_excerpt] =>
[post_status] => publish
[comment_status] => open
[ping_status] => open
[post_password] =>
[post_name] => inbreuk-op-ie-recht-let-op-bestuurdersaansprakelijkheid
[to_ping] =>
[pinged] =>
[post_modified] => 2022-10-26 14:19:55
[post_modified_gmt] => 2022-10-26 12:19:55
[post_content_filtered] =>
[post_parent] => 0
[guid] => https://bg.legal/?p=32664
[menu_order] => 0
[post_type] => post
[post_mime_type] =>
[comment_count] => 0
[filter] => raw
)
)
[post_count] => 10
[current_post] => -1
[before_loop] => 1
[in_the_loop] =>
[post] => WP_Post Object
(
[ID] => 33367
[post_author] => 19
[post_date] => 2022-11-15 09:25:52
[post_date_gmt] => 2022-11-15 08:25:52
[post_content] =>
Huisvesting arbeidsmigranten
Vaak uit angst voor overlast. Gemeenten hebben steeds vaker beleid dat een ‘wildgroei’ aan huisvestingslocaties moet tegengaan. Daarnaast voeren veel gemeenten een actief handhavingsbeleid. Eerder schreef ik al een blog met als onderwerp: Handhaving gemeente bewoning door arbeidsmigranten: wat kunt u doen? De conclusie is dat de weg naar de bestuursrechter de aangewezen route is. Maar is het niet ook mogelijk om de civiele rechter te vragen een verbod op te leggen om een woning te verhuren aan arbeidsmigranten? Daarover heeft de rechtbank Noord-Holland zich recent uitgelaten.
Het geschil
Het betreft een geschil tussen twee buren. De eiser verhuurt een groot deel van zijn pand ter permanente bewoning aan zeker drie arbeidsmigranten, die regelmatig bezoek ontvangen. Dit gebruik is in strijd met de op het perceel rustende cultuur-maatschappelijke bestemming. Ook in de eigendomsakte van eiser is vermeld dat het pand door eiser uitsluitend mag worden gebruikt als woonruimte, atelier en expositieruimte. De medebewoners werken niet in de atelierruimte van eiser en zijn niet bij eiser in dienst. Zij veroorzaken overlast, maken inbreuk op het recht op privacy van de gedaagde en dat geeft bovendien een gevoel van onveiligheid. Volgens de gedaagde handelt eiser dus onrechtmatig jegens eiser en gedaagde heeft er daarom belang bij dat de illegale verhuur zo snel mogelijk stopt.
De gedaagde vordert dat het eiser verboden wordt het gebouw permanent te verhuren. Daarnaast vordert hij het gebouw weer in gebruik te nemen op die manier die overeenkomt met de oorspronkelijke bestemming.
Wat vindt de civiele rechter?
De rechter wijst de vorderingen af. Deze vorderingen komen in wezen neer op een verzoek tot handhaving van het ter plaatse geldende bestemmingsplan. Het is echter niet aan de civiele rechter, ook niet als 'restrechter’, om over een dergelijke verzoek te oordelen. Het gesloten stelsel van rechtsmiddelen staat daaraan in de weg. Het is aan het college van B&W van de gemeente, uiteindelijk getoetst door de bestuursrechter, om te beoordelen of eiser met de huisvesting van arbeidsmigranten handelt in overeenstemming met het bestemmingsplan en om handhavend op te treden indien daartoe aanleiding bestaat. Gebleken is dat het college, mede naar aanleiding van een melding van gedaagde, op 14 juli 2022 een waarschuwing aan eiser heeft gestuurd wegens strijdig gebruik van zijn pand. Mogelijk volgt hierop een handhavingstraject, nu eiser heeft aangegeven dat de arbeidsmigranten nog steeds in zijn pand verblijven. Tegen een besluit van het college staat voor beide partijen een met voldoende waarborgen omklede bestuursrechtelijke rechtsgang open.
Voor de praktijk
Om een einde te maken aan illegale bewoning door arbeidsmigranten, biedt de civiele rechter dus geen uitkomst. De bestuursrechter is immers bevoegd als het gaat om handhaving van het bestemmingsplan. Toch is het zeker niet ondenkbaar dat een civiele rechter een oordeel geeft over bepaalde vormen van overlast. Op grond van bijvoorbeeld artikel 5:37 BW is het verboden onrechtmatige hinder te veroorzaken. Maar het hangt af van de vordering die een partij instelt. In dit geval is de vordering [kennelijk] gebaseerd op enkel het strijdige gebruik van de woning met het bestemmingsplan. Die discussie moet bij de bestuursrechter worden gevoerd. Dat kan door een handhavingsverzoek in te dienen bij de gemeente.
BG.legal zal deze ontwikkelingen nauwgezet volgen.
Heeft u een vraag over huisvesting van arbeidsmigranten?
Neem u dan gerust vrijblijvend contact met mij op. Rutger Boogers, advocaat, specialist arbeidsmigranten
[post_title] => Kan de civiele rechter huisvesting van arbeidsmigranten verbieden?
[post_excerpt] =>
[post_status] => publish
[comment_status] => open
[ping_status] => open
[post_password] =>
[post_name] => kan-de-civiele-rechter-huisvesting-van-arbeidsmigranten-verbieden
[to_ping] =>
[pinged] =>
[post_modified] => 2022-11-15 09:25:52
[post_modified_gmt] => 2022-11-15 08:25:52
[post_content_filtered] =>
[post_parent] => 0
[guid] => https://bg.legal/?p=33367
[menu_order] => 0
[post_type] => post
[post_mime_type] =>
[comment_count] => 0
[filter] => raw
)
[comment_count] => 0
[current_comment] => -1
[found_posts] => 1413
[max_num_pages] => 142
[max_num_comment_pages] => 0
[is_single] =>
[is_preview] =>
[is_page] =>
[is_archive] => 1
[is_date] =>
[is_year] =>
[is_month] =>
[is_day] =>
[is_time] =>
[is_author] =>
[is_category] =>
[is_tag] =>
[is_tax] => 1
[is_search] =>
[is_feed] =>
[is_comment_feed] =>
[is_trackback] =>
[is_home] =>
[is_privacy_policy] =>
[is_404] =>
[is_embed] =>
[is_paged] => 1
[is_admin] =>
[is_attachment] =>
[is_singular] =>
[is_robots] =>
[is_favicon] =>
[is_posts_page] =>
[is_post_type_archive] =>
[query_vars_hash:WP_Query:private] => 25f4dd236b54ee98fbf7daa321808884
[query_vars_changed:WP_Query:private] =>
[thumbnails_cached] =>
[allow_query_attachment_by_filename:protected] =>
[stopwords:WP_Query:private] =>
[compat_fields:WP_Query:private] => Array
(
[0] => query_vars_hash
[1] => query_vars_changed
)
[compat_methods:WP_Query:private] => Array
(
[0] => init_query_flags
[1] => parse_tax_query
)
[tribe_is_event] =>
[tribe_is_multi_posttype] =>
[tribe_is_event_category] =>
[tribe_is_event_venue] =>
[tribe_is_event_organizer] =>
[tribe_is_event_query] =>
[tribe_is_past] =>
[tribe_controller] => Tribe\Events\Views\V2\Query\Event_Query_Controller Object
(
[filtering_query:Tribe\Events\Views\V2\Query\Event_Query_Controller:private] => WP_Query Object
*RECURSION*
)
)
Huisvesting arbeidsmigranten Vaak uit angst voor overlast. Gemeenten hebben steeds vaker beleid dat een ‘wildgroei’ aan huisvestingslocaties moet tegengaan. Daarnaast voeren veel gemeenten een actief handhavingsbeleid. Eerder schreef ik al...
Een financieel geschil tussen twee partijen kan alleen worden beoordeeld als opnames van Zoom-besprekingen worden vrijgegeven. Een van de partijen weigert dat te doen.
Kan een partij worden gedwongen om documenten of gespreksverslagen aan een ander
Een nieuw concept bedenken is al een proces op zich. Een goede uitwerking daarvan vergt net zoveel energie. Maar wat nu als iemand jouw uitwerking van jouw concept nabootst? Is...
Binnen bepaalde functies kunnen werknemers misbruik maken van hun positie. Dit kan leiden tot criminele activiteiten die via werk worden gefaciliteerd. Denk aan de penningmeester die toegang heeft tot de...
Een rechter heeft de bevoegdheid een veroordeling tot overname van aandelen uit te spreken, ook tegen een vennootschap zelf. De vraag welk orgaan op basis van de wet of de statuten bevoegd is tot inkoop van eigen aandelen te besluiten of welk orgaan
Eerder gaf Marlies Hol een presentatie over grensoverschrijdend gedrag op de werkvloer. Grensoverschrijdend gedrag op de werkvloer blijft een actueel onderwerp. Uit alle (recente) opspraak over grensoverschrijdend gedrag op de...
Een beschrijvende domeinnaam is een handig middel om snel vindbaar te zijn. Maar wat nu als jouw domeinnaam veel lijkt op de domeinnaam van een ander? Mag je jouw domeinnaam...
De Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft – niet onverwacht – vandaag een streep gezet door de zogenoemde ‘bouwvrijstelling’. Sinds 1 juli 2021 bevat de Wet natuurbescherming de...
De gele hogedrukreinigers van Kärcher of de paarse chocoladerepen van Milka. Beide ondernemingen zijn erin geslaagd om een kleurmerk te verkrijgen. Dit houdt in dat deze ondernemingen enkel met een...
In onze praktijk zien we vaak dat er, al dan niet terecht, wordt gedreigd met het aansprakelijk stellen van de bestuurder in privé in zaken waar de schuldeiser een vordering...